De tranen biggelden over haar wangen: ‘Waarom zeggen de kinderen dit niet tegen mij?’
22 september 2015
Suzanne Niemeijer gaf een groep schoolleiders tijdens een traject de kans op een nieuwe ervaring: het ervaren van het perspectief van een kind op hun school. Ook Loes bracht – volgens opdracht - een dagdeel door op de stoel van een tienjarige, in een groep naar keuze. Dat zette het een en ander in beweging en leidde tot nieuwe inzichten. Niet in de laatste plaats bij de leerkracht van de groep: ‘Waarom zeggen de kinderen dit niet tegen mij?’
Deelnemers aan een pedagogisch leiderschapstraject werd gevraagd om een dagdeel als leerling in een klas door te brengen, in een groep naar keuze. Tijdens de volgende bijeenkomst nam Loes enthousiast het woord. Ze vertelde dat er puzzelstukjes op z'n plek terecht waren gekomen toen ze in de bovenbouw had meegedraaid als leerling.
Van de leerkracht kreeg ze een plek toegewezen in een groepje van vijf kinderen. Ze zat met haar rug tegen de open kast aan, waar andere leerlingen soms even iets uit kwamen pakken.
De leerkracht begon met een rekeninstructie. Loes voelde zich tien jaar en vol verwachting. De leerkracht legde precies uit wat de bedoeling was, hoe de kinderen het aan moesten pakken, wat ze konden doen als ze er even niet uitkwamen en ze gaf ook aan wat niet de bedoeling was (vinger opsteken, als zij rondliep, hardop praten, door de klas gaan lopen,...).
Loes keek om zich heen. Andere kinderen lieten gebeuren wat er gebeurde en leken gewend aan deze werkwijze. En dat terwijl Loes kriebels in haar buik begon te voelen. Ze zat niet lekker daar bij de kast waar ze steeds werd afgeleid en ze merkte dat ze het niet prettig vond, dat alles zo voor haar geregeld werd. Ze merkte dat als ze precies deed wat de juf had aangegeven, ze zelf helemaal niet hoefde na te denken. En ze hield zo van zelf nadenken.
Ze keek nog eens naar de andere leerlingen. Sommigen waren aan het werk, anderen staarden wat naar buiten. Twee jongens fluisterden met elkaar en moesten lachen. De juf liep naar ze toe, legde haar hand op de arm en keek ze even strak aan. De jongen trok zijn arm weg en keek schalks naar zijn vriend. Er lag een meisje met haar hoofd op haar arm. De sfeer voelde wat loom aan... Niet echt een plek waar hard gewerkt werd, bedacht Loes zich. Toen de bel ging voor de pauze, moest Loes de neiging onderdrukken om net als de andere kinderen zo hard mogelijk naar buiten te rennen.
Tijdens de pauze vroeg de leerkracht aan Loes hoe ze het vond. Loes sprak vanuit haar hart: ‘Wat heb jij alles goed geregeld. Ik begrijp nog beter waarom jij zo hard werkt. En weet je, als kind heb ik ervaren, dat ik helemaal niet hard hoef te werken. Jij hebt het zo goed voor-gestructureerd, dat ik helemaal niet zelf meer hoef na te denken. En ik houd van nadenken. Hoe meer ik word uitgedaagd, hoe beter.’
De leerkracht keek haar aan en tranen biggelden over haar wangen. Het leek alsof ze door een inzicht getroffen was. ‘Waarom zeggen de kinderen dit niet tegen mij?,’ vroeg ze zich hardop af. Loes stelde voor dat aan de kinderen te vragen.
Na de pauze maakten ze een kring en Loes deelde haar ervaring met de kinderen. Die reageerden instemmend... Ja, dat kenden ze wel... Dat hadden zij ook. ‘En wat is de reden dat jullie daar nooit iets van hebben gezegd?,’ vroeg Loes. Het antwoord was even helder als verwarrend: ‘Omdat het ons nooit werd gevraagd.’
Suzanne Niemeijer is docente bij het NIVOZ en begeleidt leraren en schoolleiders in trajecten Pedagogische tact en pedagogisch leiderschap.
Reacties