De Nieuwste School: 'Er zijn hier leerlingen die het liefst nog ’s nachts zouden doorwerken aan hun product'
15 juli 2017
De Nieuwste School in Tilburg: een school waar leerlingen ‘gewoon’ worden voorbereid op hun mavo, havo of vwo-examen. Alleen vormt verwondering het uitgangspunt voor het onderwijs. Twee leerlingen deden recent een eigen onderzoek naar die verwondering: hoe geven de vakdocenten en mentoren het vorm? Is het als waarde aan verandering onderhevig in de ruim tien jaar dat de school bestaat? En: hoe beleven leerlingen dat onderwijs-in-verwondering? Dit artikel komt uit ons vijfde magazine getiteld SPeEL-ruimte.
Voor mavo en havo heeft De Nieuwste School (DNS) het hoogste slagingspercentage van alle 22 scholen in de regio Tilburg. De vwo’ers maken de op-een-na-beste eindexamens van diezelfde omgeving. ‘Dat begint ergens op te lijken,’ zegt expert science Hans Wijnen. Inderdaad, prachtige resultaten voor een school die in 2009 nog even wankelde. Inmiddels weet DNS een middenweg te bewandelen tussen een gedegen gemeenschappelijke kennisbasis voor iedere leerling én – essentieel in Wijnens ogen – een open, speelse, verwonderende onderzoekshouding, waarbij ieder zijn eigen interesses mag volgen en ontwikkelen.
Leerlingen Sasja Westgeest (3 vwo) en Just Baselmans (3 havo) deden ook een eigen onderzoek. Naar de betekenis van verwondering onder docenten en (oud)leerlingen. Rikie van Blijswijk en Anne van Hees mochten Hans Wijnen en de leerlingen interviewen over hun onderzoeksbevindingen.
Jullie hebben een onderzoek gedaan naar verwondering. Vertel!
Sasja: Ja, Just en ik hebben laatst een onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van DNS
in de afgelopen tien jaar, vanaf de oprichting dus. We hebben tien mensen uitgebreid geïnterviewd en hen gevraagd wat verwondering voor hen is.
Just: Wat vooral duidelijk werd is dat het per persoon heel verschillend is.
Sasja: Het wordt vaak omschreven als nieuwsgierigheid. Of iets voelen prikkelen waardoor je dingen wilt weten. Zo heb ik het zelf ook lang gezien, maar dan is er niet echt een verschil tussen nieuwsgierigheid en verwondering. En ik weet zeker dat dat er wel is. Er zit een dieper soort ‘niet snappen, maar wel willen begrijpen’ in verwondering. Voor mij is het een combinatie van verbazing en nieuwsgierigheid.
Just: Ik verwonder me als ik ergens zo verbaasd over ben, dat ik er constant mee bezig ben. Dat ik thuis ben en alsnog aan het nadenken ben: hoe zat dat nou? Waarom is dat zo? Voor mij is het ook nieuwsgierigheid, maar zeker meer dan dat: ik móet er achter komen.
Waar brengt je die verwondering?
Just: Bij vragen. Vragen waar ik het antwoord nog niet op weet.
Sasja: Raadsels, die uiteindelijk meestal met een logische redenering op te lossen zijn. Zo hadden we gisteren een wiskundetoets en ik vind wiskunde erg leuk. Ik kende alles, maar ik kreeg een opgave waar ik niet uitkwam. Ik heb er een kwartier naar gestaard. Thuis vroeg ik mijn vader: ‘Hé pap, snap jij het?’ ‘Maar dat is toch gewoon zo?,’ reageerde hij en in minder dan een minuut had hij het opgelost.
Toch zijn er ook ook heel moeilijke vragen, waar niemand in een minuut een antwoord op weet.
Just: Voor mij geldt wel dat hoe langer ik ermee bezig ben, hoe meer betekenis het krijgt.
Sasja: Ja, hoe meer verwonderd ik raak.
Hans: Het is een manier van leven. Jullie beschrijven precies wat ik ook ervaar. Ik probeer leerlingen nieuwsgierig te maken, zodat ze dingen willen weten. Ik breng ze bij hun verbazing en vraag me samen met de leerlingen af: wat maakt dit bijzonder? En dat is altijd positief. Het kan een knallende ruzie zijn, maar als je er met verwondering naar kijkt, is het altijd positief. Uiteindelijk kijk je dan naar onderliggende betekenissen. Dan ben je gericht op de toekomst, wat komen gaat, hoe het anders kan. We werken dan ook met het verwonderwijsmodel, waarin we het werken vanuit verwondering in het onderwijs hebben geconceptualiseerd. Maar het wordt een vanzelfsprekendheid zodra je langer op deze manier werkt en leeft.
Just: Ik herken dat voor mezelf nog niet zo. Dat het een manier van leven wordt. Maar we hielden tijdens ons onderzoek een interview met een mentor, Paul Pelle...
Sasja: Ja! Die man kan zo blij en verwonderd overkomen. In het tweede jaar was hij mijn mentor en elke vrijdagmiddag, het laatste kwartier, liet hij een filmpje zien waarvan niemand wist waarom hij dat deed. Het was gewoon steeds leuk om naar te kijken, of het was iets heel moois of iets dat inspireerde. In het interview vertelde hij dat hij leerlingen wil verwonderen, zonder dat zij zich daarvan zelf bewust zijn.
Just: We kwamen er in dat gesprek ook achter dat de school heel sterk nastreeft dat het onderwijs om de leerling draait. Dan kun je niet om verwondering heen. want zodra ik me ergens over verwonder, leer ik er veel meer over. De leerstof wordt interessant en belangrijk, omdat het zo dichtbij komt: ik ben er dan constant mee bezig en kan niet ver- geten wat ik ervan geleerd heb. Ik ervaar wel dat de meeste ruimte voor verwondering er in het eerste jaar was en dat ik langzaam steeds minder zelf mag invullen.
Hans: Dat scheelt denk ik wel per docent. De ene is wat strakker dan de andere. Je hebt collega’s die vinden dat de basisstof heel duidelijk aanwezig moet zijn in de presentaties van de leerlingen. Ik vind dat je dan het risico loopt te veel te herhalen wat al aan bod is geweest. Dat toetsen we toch wel. Het gaat erom voort te bouwen op die basis. Het geeft een gemeenschappelijk taal, maar je moet in mijn ogen juist op zoek gaan naar de uitdagingen en de toepassingsmogelijkheden van die basisstof. Dan wordt het leuk, en speels.
Moet er hier harder gewerkt worden om ruimte te maken voor die verwondering?
Hans: Als je ergens plezier in hebt, dan maakt een uurtje extra niets uit. Er zijn hier leerlingen die als ze konden nog ’s nachts zouden doorwerken aan hun product. Zo moet het voelen: dat leren leuk is. We proberen de basisstof zo klein mogelijk te houden. Dat is niet meer dan de rode draad.
Just: De basisstof per vak en thema bestaat meestal uit niet meer dan een lijst van zes tot acht woorden met wat zinnen eronder. Bijvoorbeeld dat je moet kunnen uitleggen hoe de Eerste Wereldoorlog is begonnen. Het is goed te overzien en goed te leren of te ont- houden.
Welke uitkomst van jullie onderzoek had je niet verwacht?
Sasja: We zijn het onderzoek gestart omdat we dachten dat we bepaalde dingen niet meer terugzagen hier op school, dat ze verdwenen waren. Het bleek dat deze dingen zo verweven zijn met het onderwijs en hoe wij als leerlingen daar zelf nu in werken, dat we het niet meer door hebben. Reflecteren, bijvoorbeeld.
Just: Er komt dan een gevoel dat je het eigenlijk wel nodig hebt. Eerst ben je er zo verschrikkelijk veel mee bezig en dan voelt het als iets heel belangrijks, en vervolgens is het opeens weg. En op zich miste ik het niet heel erg, maar ik vroeg me wel af waar het gebleven was. Maar we kwamen er achter dat het niet verdwenen was. Sowieso denk ik veel meer na over wat mijn aandeel is geweest in iets. Wat goed was dat ik heb gedaan en wat ik anders had kunnen doen. Dat is nu heel anders dan voordat ik op DNS kwam.
Sasja: Het gaat automatisch, ik denk er niet meer bij na. Ik merk ook gaandeweg al eerder wat er goed gaat en niet. Dan is het ook niet nodig om daar, zoals in het eerste en tweede jaar, een moment voor te nemen waarin we allemaal pen en papier pakken en gaan ‘reflecteren’.
Welke plekken in de school stralen voor jou verwondering uit?
Just: Ik heb twee plekken in mijn hoofd: het lab. Daar gebeurt altijd wat. En ook de thea- terzaal. Dat lijkt bijna een bioscoop en er kan van alles op het scherm komen. Ik zie ver- wondering ook altijd als iets dat open is, het moet allemaal nog ingevuld worden.
Sasja: Ik zie heel iets anders voor me. Ik zou juist een ruimte of een gang kiezen waar alle- maal kunstwerken van leerlingen hangen of waar de plaatjes van Paul Pelle hangen. Ik kan echt met verbazing kijken naar een tekening die gemaakt is door een eerstejaars. Dit gebouw is echt van de leerlingen en van iedereen samen.
Hans: Bijzonder hoe verschillend dat kan zijn. Dat jij verwondering meer verbeeld ziet in mogelijkheden in iets wat nog staat te gebeuren. En jij meer gericht bent op de weergave of het resultaat van verwondering. De sfeer van verwondering is er hier zeker, maar ik denk dat het nog meer uit het gebouw mag spreken. Het moet prikkelen als je hier binnenkomt. Verwondering toelaten is niet vanzelfsprekend, daar moet je bewust mee bezig zijn. Het mag hier een nog grotere speeltuin worden mét mogelijkheid tot vallen.
Anne van Hees en Rikie van Blijswijk stelden de vragen en tekenden de antwoorden op.
Meer lezen: www.denieuwsteschool.nl
Reacties