Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘De dood, dat was toch iets voor oude mensen?’ - een contrastervaring op school

28 april 2017

Als pedagoge Jasja van den Brink in groep 5/6 zit, in de jaren zeventig, maakt ze op school iets heftigs mee: Nora, een meisje uit groep 3/4, overlijdt plotseling tijdens de gymles. Dat zijn gebeurtenissen die je niet in de koude kleren gaan zitten. Contrastervaringen noemt theologe Christa Anbeek ze: ervaringen die zomaar ineens zich voordoen en even je hele leven op zijn kop zetten. Want de dood, dat was toch iets voor oude mensen?

Eind jaren 70 van de vorige eeuw, een kleine christelijke dorpsschool verscholen tussen de boerderijen. Het leven ging z’n landerige gang en ik droomde me daar ongestoord doorheen.

Tot die ene dag. Ik was een jaar of 8, zat op school, en we waren met z’n allen zoals elke week met de bus naar gym gereden. Tijdens de gymles werd de meester plots weggeroepen door een duidelijk geschrokken juf van klas 3/4. Lichtelijk verbaasd bleven we in de gymzaal achter. Een paar durfals gluurden langs de scheidingswand: ‘Hé Bas, het is je zusje, ze is helemaal blauw!' Bas keek ook, trok wit weg en z’n hoofd weer schielijk terug.

Daarna is m’n herinnering niet zo scherp. Er is vast iets tegen ons gezegd, we hebben ons omgekleed en zijn met de bus weer terug naar school gegaan. De stemming in de bus zal vast wat ‘unheimischer’ zijn geweest dan andere keren.

Ik weet nog wel wat er in de klas gebeurde. Ik zat in groep 5/6, hoorde de stem van de hoofdmeester iets zeggen tegen zijn klas, waarna er heel hard gehuild werd. Ik zag meisjes naar het toilet lopen, waar ze hun roodbehuilde gezicht met koud water wasten. ‘Aanstellers’, dacht ik nog, ‘zo erg zal het toch niet zijn?’ Verdedigingsmechanisme, weet ik nu. Het was namelijk wél erg. De meester vertelde het ons even later. Nora was dood.

Ik moet –met m’n één jaar oudere zus- naar huis zijn gefietst. Daar hebben we verteld wat ons verteld was. Mijn ouders’ verbijsterde en ongelovige schrik. Ze waren niet op de hoogte. Waarschijnlijk hebben we een brief meegekregen met de beperkte informatie die we hadden. Nora was dood. Ze rende, struikelde, viel en is niet meer opgestaan.

Een week later hebben we haar met de hele school begraven. Een meisje van 6. Zomaar. Opeens. Onverwacht. Dood. Het heeft impact gehad op het kind dat ik was. Dood, dat kende ik wel. Maar dat was iets voor oude mensen. Of baby’s, soms. Nora was 2 jaar jonger dan ik. Ik speelde op het schoolplein nog wel eens met haar. Echt goed kennen deed ik haar niet. Ik dacht een leven voor me te hebben, maar misschien was dat wel niet zo? Het kon zomaar over zijn. Dat vond ik vreemd en beangstigend. Een contrastervaring, noemt Christa Anbeek dat.

Elke dag, tot het einde van mijn basisschooltijd, fietste ik tweemaal per dag langs het huis waar Nora nu niet meer woonde. De heen- en de terugweg. Verder hebben we het op school over haar overlijden –in mijn herinnering- nooit meer gehad. Het is ook nooit helder geworden wat er nu precies gebeurd was. Had ze een zwak hart? Was het andere aanwijsbare oorzaak? De ouders waren zo intens verdrietig over het overlijden van hun dochter dat ze geen autopsie hebben laten plegen. Ze was dood, daar kon geen rationele of fysieke verklaring iets aan veranderen.

Wat ik wel weet is dat dit zwijgen over en het gebrek aan informatie het voor mij extra lastig hebben gemaakt om deze gebeurtenis te verwerken. Ik heb tijden niet durven rennen, laat staan tikkertje te spelen of met iemand te stoeien. Bang als ik was de ander net iets te hardhandig te raken zodat die dood neer zou vallen.

Jasja van den Brink is pedagoog, onderwijstrainer en –coach en moeder van drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Meer op de website van Raafels.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief