Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Dansen met een gezamenlijke afspraak: 'Niet uitsluiten, maar de kring sluiten'

20 oktober 2015

Na de regel in zijn klas dat 'we niet meer zouden ontkoppelen' was het uiteraard wachten op de eerste keer dat deze afspraak zou worden getest. In dit artikel beschrijft leraar Rob Bekker hoe leerlingen van de Internationale Schakel Klassen in Utrecht en hij met deze opdracht worstelen. Een eerste stand van zaken? Lessen leer je in de praktijk. En met elkaar. Zijn bijdrage over tact en een gezamenlijke weg: 'Niet uitsluiten, maar de kring sluiten. In andere woorden: De Wijze wijst niet.'

Dinsdag tijdens het mentoruur zegt een leerling die in het eerste halfjaar aan de stille kant was en die zich de jongste maand verbaal enorm aan het emanciperen is: 'Waarom wijzen ze naar mij?!' Hij beschuldigt te pas en te onpas klasgenoten van het kwijt maken van zijn spullen; daarmee ergert hij een aantal andere leerlingen.

Dat er slordig met eigen en andermans materialen wordt omgesprongen, weet ik. Mijn mondharmonica is in het lokaal verdwenen en een mooie bal - die ik gebruikte om speels beurten te geven - is opeens kapot. Gezien de eruptie van Nadus zijn we blijkbaar op een punt beland dat het begint te wringen en te wrijven. Als ik bij de woordenwisseling blijf staan luisteren, gaan de leerlingen eerst in kringetjes draaien. Op het moment dat ze 'denkduizelig' zijn, komen ze tussentijds recht tegenover elkaar  te staan: verbinding verbroken. Hoewel er nog vele radio-uitzendingen zijn, zijn er geen luisteraars meer.

Ik neem even de tijd om in de hitte van hun strijd dit beeld te pakken.

De richting van het gesprek vertolk ik als:  'Iemand vraagt waarom anderen naar hem wijzen'.
Laten we op die vraag ingaan. Wat betekent de vraag? Volgens mij bedoelt hij * dat hij het niet fijn vindt dat je naar hem* wijst.
Klopt dat?”

In plaats van de laaghangende stilte die ons in het begin van het schooljaar kon omringen na zo’n vraag van mij, is er nu een helder “Ja”.
Deze was raak. Vervolgens vraag ik wie het fijn vindt als er iemand naar jou wijst. Geen respons. “Dan zal ik het per persoon vragen. Vind jij het prettig wanneer een andere leerling naar jou wijst?”
De leerling wiens naam ik als eerste noem, schudt het hoofd. Ik ga het rijtje af, hoor ‘Nee’ of zie het hoofd heen en weer gaan. Wanneer ik het hele rondje heb gemaakt zeggen mijn co-mentor en ik dat wij er ook niet van houden dat er op die manier naar ons wordt gewezen. Ook wij willen niet buiten de kring geplaatst worden. “Dankjewel, mensen, volgens mij hebben we iets ontdekt samen en kunnen we nu samen iets afspreken. We wijzen niet meer naar een ander. En wat we wel doen, is eerst naar onszelf kijken en naar ons eigen gedrag, voordat we over een ander spreken of naar een ander wijzen. Heerlijk, wat een rust zal dat geven.”

Even later gaat dit uiteraard mis. “Hee, dat zouden we toch niet meer doen?” Gelach van iedereen, ergernis bij niemand. Instemming in plaats van uitsluiting. Verbondenheid in plaats van ontkoppeling. Mee op de golven in plaats van tegen de stroom in / terugploegen / hakken in het zand. Niet vergeten (morgen?) de drie leerlingen die op maatschappelijke stage zijn tijdens dit mentoruur mee te nemen in deze beweging. Misschien doet mijn co-mentor dat op mijn vrije woensdag al.

Twee dagen later, donderdag, begin ik strak. De aanleiding is een mail die ik van mijn co-mentor ontving. De klas was de laatste twee uur nogal druk geweest bij een collega, deze keer hebben ze elkaar wel gecorrigeerd, alleen daar gebeurde niks mee. Men spreekt elkaar wel aan, maar laat zich niet aanspreken. Zes leerlingen waren er nogal moe over dat drie zich niets aantrokken van hun juf of hun klasgenoten.

Ik denk na; welke leerling kan ik hierover het best interviewen donderdag?
Wanneer niet iedereen het kan opbrengen om in het gesprek te blijven zeg ik tegen Komal dat hij naar de gang kan gaan…* Hij gaat zonder mankeren. Ik vraag hem binnen twee seconden om weer binnen te komen. Dat doet hij.

Iedereen gaat nu rustig lezen, zoals gebruikelijk aan het begin van elke dag. Na het leeskwartier - en voordat ze naar zwemmen vertrekken - kom ik op onze nieuwe afspraak terug. De afspraak van dinsdag, en hoe we daartoe zijn gekomen, laat ik op het smartboard zien en ik parafraseer de tekst. Ik check geregeld of men het nog begrijpt en wie het ermee eens is. Ze mogen veranderingen aanbrengen als het er nog niet goed staat. Wanneer het okay is, dan is dit dus onze afspraak en dan wijzen we dus niet meer naar elkaar; want we zijn samen, zoals een familie en daar zet je ook niemand buiten.

'Moeilijke dingen doen we ook, als we ze belangrijk vinden'


Dan test ik ze: “Hoe kan het dan dat ik Komal net wel naar de gang stuurde? Dat zou ik toch niet meer doen?”
En ik test mezelf. Hoe voelde hij zich? “Niet fijn, meester.”  Dat snap ik, en nu vraag ik de klas hoe het komt dat iedereen het goed vond dat ik hun klasgenoot buiten zette. “Als wij samen een afspraak hebben en ik houd me daar niet aan, dan mogen jullie mij best vragen wat ik aan het doen ben en of ik misschien iets vergeten ben.”
Anvimo vraagt: “ Ja maar waarom ging hij dan door met praten als we moeten lezen? Afspraak is afspraak.”

Ik leg uit dat ik dit niet als excuus voor mijn gedrag wil gebruiken en zeg dat ik me aan de afspraak moet houden ook als een ander het mij moeilijk maakt. Het is moeilijk om deze afspraak 100% van de tijd 100% uit te voeren. “Maar moeilijke dingen doen we ook, tenminste, als we ze belangrijk vinden. Het is niet erg als ik het nog niet kan. Het is wel erg als ik het niet wil. Mee eens? Begrijp je wat ik zeg?” Ja.
“Iedereen?” Ja.

Iedereen ja – dat wil ik zeker weten. “Vertel me wat je begrijpt over onze afspraak.”
Monfils wil weten of deze afspraak alleen geldt in de lessen die ik aan ze geef of ook bij …. hij wordt onderbroken door meerdere klasgenoten die beweren dat dit voor elke les geldt.
Dat hebben ze dus zelf en samen besloten. “Jullie zijn elke les samen, ik ben er een deel van de week niet bij - dus dit werkt pas als jullie er samen op letten, dat je je aan de afspraak houdt.”

Ik zie veel blije gezichten en ook enkele bedenkelijke. Zou het toeval zijn dat de leerlingen die met streepjes achter hun naam op het bord staan (wie heeft die er gisteren op gezet en niet uitgeveegd; heeft dat een bedoeling?) tot de laatste categorie behoren? Zou het toeval zijn dat Chilco na een monoloog van Nadus als enige zegt dat hij begrijpt wat die bedoelt, nadat die met luider wordende stem herhaalt dat hij er niet van houdt dat mensen dit en mensen dat en dat mensen eerst naar zichzelf moeten kijken en dat mensen dat niet doen en dat ze over zichzelf moeten praten.

Prroep, wat een wervelwind opeens. Zijn we nu weer terug bij af?

Ik dacht dat we dat zojuist in een kwartier helemaal hadden uitgekauwd, en vraag hem [“Meester” zegt een ander, “het is tijd om naar de zwembad te gaan” / “Nee, hoor, dit is veel belangrijker dan zwemmen, dit maken we eerst even samen af.”], vraag hem dus of hij over zichzelf wil praten? Ik vraag hem als hij weer begint te herhalen of hij wil stoppen met wijzen, want wijzen doe je ook met woorden en als je steeds over ‘mensen’  praat dan ben je aan het wijzen. Praat eens over jezelf.

Ik kan dit nu in alle rust naast zijn geagiteerde betoog leggen en hij wordt er ook rustig van. De storm gaat liggen en hij schakelt opeens naar “Sorry, meester.”  Ik sluit naadloos aan met: “Dan zijn we nu klaar om te gaan zwemmen. Half tien, iets later dan regulier.”

Rob H. Bekker is al 27 jaar docent Nederlands op de Internationale Schakel Klassen in Utrecht.

Noten:

*In mijn eigen verslag van die dinsdag stond hier de naam van Nadus voluit. Die heb ik voor de donderdag toen ik het verslag op het smartboard nodig had, even veranderd in ‘hij/hem’. Gezien zijn eruptie donderdag in de les was dat een juiste inschatting.

* Hoeveel ontspannener zit Komal in elkaar. Ik vroeg hem in de les nog: “Weet je waarom ik jou naar buiten stuurde en niet een andere leerling?” Dat wist hij niet, dat wist er geen een. “Omdat jij een sterke jongen bent, ik dacht dat jij er wel tegen kan als ik zoiets uitprobeer. Daarom jij.” Brede glimlach op zijn gezicht.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief