Curriculumvorming (1): ‘Vragen stellen is de basis, maar wat hebben we nodig bij het vinden van antwoorden?’
11 juni 2015
Jorus Rompa luistert naar Dick van der Wateren, op een studieochtend in Driebergen over curriculumvorming in relatie tot de geëngageerde leerling. Als docent-onderzoeker pleit Van der Wateren voor het belang van het stellen van zogeheten Grote Vragen. Rompa – bijna afgestudeerd student pedagogiek – luistert en denkt vervolgens na. ‘Vragen zijn de basis voor creativiteit en probleemoplossend vermogen, maar dat betekent nog niet dat het vermogen binnen onze macht ligt om met die vraag aan de slag te gaan. Of toch wel? En zo ja, wat hebben we dan nodig?’ Zijn artikel.
De trein had vertraging, overmacht; dat scheelt gelijk een half uur. Ik kom een paar minuten later binnen en snel me naar boven. Naar boven ja, want de ochtend vindt plaats op de zolder van het Landhuis op De Horst. Een karakteristieke en warme locatie die versterkt wordt door het gure weer. Als ik aankom, is de studieochtend al begonnen. Ik merk dat de sfeer er al goed in zit. Er is frisse aandacht voor de introductie van Hartger Wassink, maar de meeste blikken zijn stiekem al gericht op Dick van Wateren van Gert Biesta, de twee sprekers van deze ochtend.
Dick van Wateren – tevens docent op een VO-school - begint. Hij heeft al vaker gesproken, blijkt. Hij oogt zeker en bewaart ondanks zijn bevlogenheid in het onderwerp de rust in zijn verhaal. Dick is een hartstochtelijk docent, maar geoloog van origine. 'We zijn ons als geologen bewust van de natuurwetten en de continuïteit in een dynamische wereld.’ Het kleurt zijn beeld van onderwijs zoals hij zelf zegt, maar dat is ook mooi. Als aardwetenschapper heeft hij geleerd om een stapje ‘achteruit’ te doen, door niet alleen naar een kleine steentje te blijven kijken, maar de hele berg te zien. Een treffende metafoor voor zijn pleidooi: een curriculum van Grote Vragen.
Zijn presentatie is helder en de voorbeelden zijn gekoppeld aan zijn eigen beroepspraktijk. Zo laat hij een grote afbeelding zien van een stuk aarde waar zo snel niet echt iets bijzonders op te zien is. 'Voor jullie is dit misschien heel saai, maar voor mij is dit heel opwindend!’ De zaal gniffelt. Dick kijkt de zaal in, laat een stilte vallen, kijkt nogmaals naar het scherm en ondertussen verschijnt er langzaam maar zeker een rode markering in het beeld. Nu is het Dick zelf om een glimlach op te zetten, want onze aandacht op het scherm verschuift naar de rode markering; daar waar langzaam maar zeker een eeuwenoude afdruk van een handpalm in het beeld tevoorschijn komt. Machtig om te zien, het was me niet opgevallen en het maakt me enorm nieuwsgierig!
Maar Dick gaat door. Want als de stof interessant wordt, moeten we (net als in de klas) gewoon door toch?
De centrale vraag van Dick blijft staan: WAT willen we eigenlijk dat onze kinderen leren? Welk doel streven we daarbij na? Met betrekking op curriculumvorming wordt deze vraag extra interessant. 'Curriculum is de af te leggen weg, het gaat om de weg ergens naartoe; dat staat centraal.’ Hij pleit daarom voor een curriculum van vragen, in het bijzonder van Grote Vragen (zie zijn blog) [1]. Hier ligt een duidelijke kern van zijn verhaal. 'Onze voorouders hadden ook vragen over hun omgeving, de sterren, waar de stormen vandaan komen etc… Dat mogen we niet vergeten.’ Het onderwijs is volgens Dick van der Wateren het inleiden van kinderen in de mystiek van onze gemeenschap.
Dick is duidelijk: ‘We worden geboren als wetenschappers en zijn nieuwsgierige wezens.’ Onderwijs zou dit moeten behouden. De creativiteit, het probleemoplossend vermogen, het is allemaal al zo oud als de mensheid zelf. 'Maar de tijd is rijp voor verandering.’
De leerkracht mag weer aan zet komen en die weerstand moet ook geboden worden, ten aanzien van politieke besluiten en het dwingende eisenpakket vanuit het bedrijfsleven. De leerkracht weet uiteindelijk toch zelf het beste wat er in zijn/haar klas speelt of weet de beleidsmaker dat beter? Maar dit is geen nieuwe notie.
Ondertussen trek ik mijn eigen conclusies: gaat het er niet om dat we eerst dezelfde taal spreken over wat we nu eigenlijk willen? Want Dick wil wat, al deze mensen op de zolder van het Landhuis willen wat, de ouders op school willen wat, de directeur wil wat, de onderwijsinspectie wil wat, de overheid wil wat, we willen allemaal wel wat met het onderwijs.
Maar wat willen we SAMEN? En hoe kunnen we dat in beeld krijgen?
Ondertussen heeft het verhaal van Dick een actieve fase bereikt en er komen verschillende vragen op in het publiek. Zijn verhaal leeft, dat is duidelijk. Maar in de uithoek van de ruimte wordt er naar Dick geseind: de tijd is bijna om. En tijdens die gebeurtenis bespeur ik een bewuste gedachte bij mezelf: moeten we vragen blijven stellen of is het ook belangrijk om te leren dat je ook door moet kunnen blijven (of durven) pakken? Ik bedoel, een kind zal toch elementaire kennis moeten hebben om iets te kunnen bouwen, te koken, af te rekenen in een supermarkt of een boek te kunnen lezen. We kunnen een kind niet heilig verklaren en het vervolgens niet opnemen in onze wereld, toch? Aan de andere kant, behoud het kind nog wel het kind-zijn als we alleen maar uit gaan van de eigen vragen?
Een curriculum van vragen vraagt niet alleen om vragen, maar ook om richtlijnen als antwoord op de vragen. De waarom, waardoor, wat als, en de hoe-vragen maken het onderwijs interessant en relevant volgens Dick, maar het mag de zaak niet verstarren. Hoe kunnen we daarin een (realistische) middenweg vinden?
In zijn verhaal brengt Dick nog een interessant voorbeeld ter sprake.
‘Er was een tijdje geleden een jonge van middelbare leeftijd die zich afvroeg wat hij zou zien als hij met een lichtstraal mee kon reizen. Nu kun je jezelf afvragen wat je van die vraag vindt, maar de knaap besloot het uit te gaan zoeken. Als we onszelf nu realiseren dat dit dezelfde jongen is die deze vraag ontvouwde tot de relativiteitstheorie (jaja, mister Einstein himself) dan gaan we deze gedachte ineens een stuk serieuzer nemen, toch?’
Maar nu vraag ik me af: vinden we het belangrijker dat de (juiste) vraag gesteld wordt of dat de vraag (op de juiste manier) wordt uitgewerkt? En daarbij: had Albert Einstein de vraag uit kunnen werken zonder gebruik te maken van onze eeuwenoude opgebouwde wetenschappelijke werkelijkheid? Een instrumentele werkelijkheid die opgebouwd is door onze wereldwijde wetenschappelijke cultuur? Als we het dan toch over 'kinderen inleiden in de wereld' hebben…
De weerstand op de heersende ideologie van de markteconomie en daarbij behorende toets- en afrekencultuur leeft in onderwijsland, dat is duidelijk. Maar als we er met het voorbeeld van Einstein naar kijken, wordt het wellicht ook weer logisch dat vakken als rekenen en taal prominent aanwezig zijn in een curriculum.
Wellicht valt er wat meer te combineren en te integreren als het op curriculum aankomt. Ik bedoel, Einstein zakte op Frans en geschiedenis, maar ik weet zeker dat hij als geen ander met geschiedenis van de natuurkunde is bezig geweest om tot iets nieuws te kunnen komen.
Beleidsmakers en leerkrachten zouden elkaar daarin wat meer mogen ontmoeten, vanuit eigen expertises en perspectieven denk ik. Uiteindelijk willen we allemaal 'goed onderwijs’ toch? Hoe dan ook: als Einstein bij de vraag van de lichtstraal en de fiets was gebleven, was hij niet verder gekomen. Maar als hij de vraag niet gesteld had, was er in ieder geval noch een vraag, noch een poging tot uitwerking of antwoord geweest.
Dat brengt mij tot de volgende notie van Dick en een vraag van mij. Vragen zijn de basis voor creativiteit en probleemoplossend vermogen, maar dat betekent nog niet dat het vermogen binnen onze macht ligt om met die vraag aan de slag te gaan. Of toch wel? En zo ja, wat hebben we daar dan voor nodig?
Het was Einstein zelf die zei: 'You have to learn the rules of the game. And then you have to play better than anyone else'. En daar zit dan ook precies de doorgang naar de volgende spreker van de ochtend. Gert Biesta moet nog beginnen.
--> Deel 2 van deze studieochtend – n.a.v. het relaas van Gert Biesta – volgt later.
Jorus Rompa is inmddels afgestudeerd in de pedagogiek aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Hij liep stage bij het Wetenschapsknooppunt Brabant. Daar hield hij zich voornamelijk bezig met onderzoekend leren – vanwege het Techniekpact – in relatie tot verschillende pedagogische / historische onderwijs idealen.
[1] http://hetkind.org/2015/05/28/een-curriculum-van-grote-vragen-vragen-die-gaan-oorsprong-betekenis-ethiek-en-zingeving/
Reacties