Column: Briefverkeer
16 juli 2012
Martin Dogger is leraar op de Schatkamer in Zwolle. Regelmatig schrijft hij columns, waarin hij subtiel schetst hoezeer leraren en kinderen elkaar nodig hebben. In deze column doet een briefje het belangrijkste werk.´Meester, ik ben jarig. Maar dat had ik je al verteld, toch?’ Terwijl Bram deze woorden spreekt, komt hij naast me staan en slaat zijn arm om mijn schouder. Zijn verjaardagskaart ligt op tafel, en ik schrijf een felicitatie. ‘Ja, vanmiddag had je het me al verteld’ is mijn antwoord. Een flink contrast, deze gebeurtenis nu en één van een jaar geleden. Terwijl ik met een paarse gelpen de tekst versier, schieten mijn gedachten terug.
De gymzaal ligt op zo’n tien minuten lopen van de school. Als een groep daar heen is gebracht door de leerkracht, wordt de voorgaande groep door hem meegenomen terug naar school. Ik had mijn groep gebracht, en stond op het punt om te vertrekken.
Ineens komt er rumoer uit het middelste gedeelte van de rij. ‘Meester, hij heeft haar zomaar een duw in haar buik gegeven. En ze deed eigenlijk echt niet wat daarvoor’. Op de gezichten van de kinderen staat boosheid te lezen. Dit kan ik niet gebruiken nu, want ik wil vertrekken. ‘Waarom heb je dat gedaan?’, is mijn eerste, felle reactie. En gelijk merk ik dat ik een grote vergissing heb begaan. ‘Zij heeft mij ook geduwd. En ik heb stop, hou op gezegd’. De gemoederen lopen hoog op, niet in de laatste plaats bij mij. En binnen vijf seconden sta ik met een heel onrustige groep en een schreeuwende, huilende leerling buiten de gymzaal.
De terugweg verloopt niet vlekkeloos. In eerste instantie besluit Bram om bij de gymzaal te blijven. ‘Ik ga niet met jullie mee, ik blijf hier’. Ik pak hem bij een arm, en neem hem mee. Ondertussen blijf ik praten, en probeer uit te leggen dat ik hem wel mee moet nemen. Hij kan niet alleen blijven, en loslaten betekent dat hij wegloopt. Gelukkig kalmeert Bram een beetje, en uiteindelijk loopt hij met de groep mee. In de klas draag ik de groep over aan de leerkracht. Bram gaat met een boos gezicht aan tafel zitten. Van een afstand kijken ik en de leerkracht naar hem. ‘Bij Bram kun je dit soort dingen, als ruzie, alleen bespreekbaar houden door rustig te praten. Als je te hard praat, ben je hem kwijt’ is de tip van de leerkracht.
‘Ja, dat heb ik inmiddels ook in de gaten’ . Maar hoe herstel ik nu de schade die ik aangericht heb? Met hem praten lukt niet, want hij laat me nog niet toe in zijn persoonlijk ruimte. Dat wordt een heel lastig verhaal volgende week. Ik neem me voor om na schooltijd zijn moeder in ieder geval op te zoeken, en haar het verhaal te doen. En met die gedachte loop ik naar het sleutelkastje. Ik hang de sleutel van de gymzaal terug, en dan heb ik ineens een idee. Misschien dat het werkt bij Bram. Ik handel snel, en ga daarna op een paar meter afstand staan.
Ik zie dat Bram minder boos kijkt. Jeroen zit naast hem. ‘Wat is dat, wat je gekregen hebt van meester Martin?’ ‘Een briefje’ antwoordt Bram. ‘Kijk, lees maar eens’. Jeroen buigt zich naar Bram en leest.
‘LIEVE BRAM, IK HEB NET BIJ DE GYMZAAL TE FEL OP JOU GEREAGEERD. DAT WAS NIET GOED VAN ME, EN IK BIED JE MIJN EXCUSES AAN.
MEESTER MARTIN
Jeroen reageert: ‘Hmmm. Dat is, denk ik, omdat hij het goed wil maken met je. Ik vind het wel lief’. ‘Ja ik ook’. Bram loopt naar de andere kant van het lokaal en komt even later terug met het briefje. Hij geeft het terug aan mij. In blokletters staat geschreven
‘JA HOOR MEESTER, HET IS WEER GOED’
Martin Dogger is leraar op de Schatkamer in Zwolle. Hij is columns gaan schrijven naar aanleiding van het traject Pedagogische Tact.
Reacties