Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘Als we van nature creatieve probleemoplossers zijn, waarom blijft daar dan zo weinig van over na onderwijs en opleiding?’: een verslag van Making Shift Happen 2015

8 oktober 2015

Op dinsdag 6 oktober 2015 vond alweer de vijfde editie van het internationaal onderwijscongres Making Shift Happen plaats. De titel van deze editie was ‘the Future of Learning’, en het centrale thema was de invloed van technologie op het onderwijs. Gijs Verbeek, o.a. redacteur van het NIVOZ-forum, was erbij en deelt een aantal conclusies: ‘Voor verandering zijn niet zozeer de besten van de klas nodig, maar eerder de meest creatieven.’

mshAfgaande op de gepresenteerde ideeën – de shifts vlogen je om de oren – zijn er nog voldoende mogelijkheden voor verbetering in het onderwijs. Dit sterk internationaal georiënteerde, of beter gezegd gevoede, congres bood een podium aan een scala van onderwijsverbeteraars en hun voorstellen. Ik deel graag enkele highlights uit twee van de bijdragen.

‘De leraar als Eindbaas’
De aftrap van de dag werd verzorgd door Jelmer Evers, de leraar geschiedenis van het Utrechtse Unic en pedagogische tact-enthousiasteling. Hij kwam nationaal, maar inmiddels ook internationaal, onder de aandacht o.a. als samensteller van Het Alternatief. Een boek dat ontstond uit zijn verwondering over de wijze waarop het onderwijs is zoals het is (een gedeelde ervaring met mede-samensteller René Kneyber) en zijn wens om te kijken naar hoe het anders kan. Vanuit zijn rol als leraar trachtte hij vanuit andere invalshoeken naar ‘het systeem’ onderwijs te kijken. Een van de voorbeelden daarvan is zijn Flipping the classroom.

Evers nodigde de aanwezigen uit mee te gaan in zijn metafoor van de leraar als ‘eindbaas’. Eindbaas? Ja, een term die hij nog kende, omdat hij vroeger zelf ook een gamer was. Daarom begrijpt hij de huidige generatie gamers misschien ook goed. Hij wees er ook op dat we iets van games kunnen leren als het gaat over hoe we onderwijs kunnen vormgeven. Kern van deze metafoor was het voorstellen van de beroepsgroep als ‘eindbaas’, in control, meer vanuit een samenhangende oriëntatie, waarbij de beroepsgroep op velerlei wijzen betrokken is bij de vormgeving van het systeem onderwijs. Middels netwerken met betrokkenen (politici, beleidsmakers, onderzoekers, bestuurders, belangenbehartigers), het systeem onderzoeken, ondernemen, netwerken, en uiteindelijk veranderen. ‘De wereld veranderen, die invloed heb je,’ zoals Evers leerde van een van zijn leerlingen.

Urgentie
Het is elders al vaker gezegd, maar Evers stond er nogmaals bij stil: de urgentie om te veranderen. En hoewel hij liet zien wat er nu al gebeurde, schroomde hij ook niet te melden dat het wat hem betreft nog niet snel genoeg gaat. Het is tijd voor vervolgstappen, voor het actief bewust zijn en meedoen van de beroepsgroep. Want van die ‘nieuwe leraar’ zien we nationaal noch internationaal weinig terug. Evers haalde een recente analyse van hoogleraar Edith Hooge aan, waaruit bleek dat de invloed van leraren op het systeem op z’n best diffuus en ongeorganiseerd is (overigens ook nationaal als internationaal). Vragen die wat hem betreft richting geven: ‘Hoe is het systeem tot stand gekomen? Wat zeggen cijfers? Waarom is er zo weinig formatieve feedback in het proces van onderwijs? Welke cultuur zit daarachter?’

Bij bestudering van die vragen blijken daarachter al gauw neoliberale invloeden schuil te gaan, wat een sfeer van schijntransparantie en schijnverantwoording geeft.
Daarbij is volgens Evers de leraar verdwenen uit het systeem: ‘Wij doen iets om het ministerie tevreden te stellen.’ Van autonomie en transparantie komt weinig terecht en wat we meten binnen onderwijs is erg nauw, een breder spectrum blijft buiten zicht. Het verloop binnen onderwijs is dan ook hoog.

Flip
De ‘flip’ in het systeem die dan nodig is, is de vraag aan leraren: ‘Wat heb jij nodig om het beste te kunnen werken’? In plaats van dat leraren ‘naar boven moeten werken’, moet het worden omgedraaid. Maar, zo merkt Evers op, dat is nog een weinig gestelde vraag. Qua belangrijke flip in het systeem stelt Evers verder voor: de vormgeving van het curriculum. In plaats van gecentreerd rondom kennis, zouden problemen en complexe vraagstukken meer centraal mogen staan. Ter illustratie noemt hij de vraagstukken die automatisering, klimaatverandering en TTIP aan ons opdringen. Zoals hij zelf aangeeft en werkt, is het heel goed mogelijk om aan de hand van ‘examenkennis’ te kijken naar dergelijke actuele vraagstukken. Hij concludeert dat de gestandaardiseerde onderwijspraktijk al lang niet meer compatibel is met de wereld waarin we ons vandaag de dag bevinden. Punten die de volgende spreker, Tony Wagner, verder oppakt.

Be The Change: wees de verandering
Evers rond zijn pleidooi af, met het delen van een aantal key issues die volgens hem essentieel zijn, willen we daadwerkelijk gaan ‘shiften’.
Vertrouwen; een schoolcultuur die blijk geeft van weinig vertrouwen (bijvoorbeeld van schoolleider in leraren) is funest voor leren en ontwikkelen. Inzake ‘distributed leadership’ (een blijk van vertrouwen) haalt slechts 25% van de Nederlandse scholen dit; de overige scholen hebben culturen getypeerd door weinig vertrouwen.
Doel-oriëntatie of purpose; waar doen we het voor? Welke invullingen geven we aan het onderwijs. Sinds Biesta is er meer aandacht voor de drie doeldomeinen.
Beroepseer; het is nodig dat de beroepsgroep zich nog meer gaat organiseren. Daarbij hoeven we het niet allemaal met elkaar eens te zijn, als we maar gezamenlijk in gesprek komen en blijven.
Samenwerking; leerkrachten onderling en ook scholen onderling als lerende systemen, zodat er een collectieve autonomie kan ontstaan, waarin mogelijk ook de inspectie naar hervormd kan worden.
Support en Tijd; we kunnen het niet alleen en ondersteuning is dan ook gewenst, bijvoorbeeld in termen van facilitering. In vergelijking met andere landen krijgen/hebben leraren weinig tijd beschikbaar om zich te professionaliseren en samen te werken aan vormgeving en ontwikkeling van onderwijs.

‘Alle ideeën zijn mooi’, zo sluit Evers af ‘maar we moeten het organiseren, we moeten het gaan doen.’

‘Knowledge has become a commodity, we need innovators’
Dit was de strekking van het verhaal van Tony Wagner, en zijn belangrijkste onderwerp is: ‘how to create innovators’. En het antwoord is volgens hem vrij simpel: ‘Play, Passion & Purpose’, oftewel Spel, Passie en Doel.
Om de toekomst van leren te bespreken en vorm te geven moeten we het huidige tijdsgewricht waarin we ons bevinden goed begrijpen. En volgens Wagner is dit allang niet meer het tijdgewricht van de kenniseconomie, maar dat van de innovatie. Als mensen iets willen weten vandaag de dag, raadplegen ze Google, en daardoor is kennis op de tweede plaats terecht gekomen. Daarnaast doen computers op dit moment het meeste denk- en analysewerk voor ons.

Een perspectief dat ons en onze overheden misschien nog nieuw in de oren klinkt, maar bedrijven weten dit door ervaring al langer. Hoe kwamen zij daarachter? Jarenlang namen zij de beste mensen van de beste universiteiten en instituten aan. Niets ten nadele natuurlijk van deze mensen, maar ze bleken top-tech bedrijven als Google niet te brengen waar ze naar op zoek waren, namelijk innovatie, verandering. Daar zijn niet zozeer de besten van de klas voor nodig, maar eerder de meest creatieve zielen, die gewend zijn om samen te werken met anderen op de rand van wat mogelijk wordt geacht. ‘Innovatie vindt plaats aan de randen en niet in het midden’, zoals Wagner dat verwoordde.

Geen cijfers, maar creativiteit
Daarom heeft 15% van de werknemers bij Google inmiddels niet eens een diploma, maar brengen zij wel die innovatieve vaardigheden en oriëntaties mee die hen in staat stellen de innovatie te leveren waarnaar Google op zoek is. In plaats van op de beste cijfers zoeken deze bedrijven hun mensen nu uit op de mate waarin ze succesvol zijn op gecompliceerde open-eindevraagstukken die in zogenaamde bootcamps aan teams worden voorgelegd. Op basis van de processen die zich daar afspelen en de wijze waarop er door mensen wordt gereageerd, wordt vervolgens geselecteerd.

Het is voor Wagner dan ook vanzelfsprekend dat onderwijs meegaat in deze ontwikkelingen en zich juist wegbeweegt van het inmiddels overgestandaardiseerde onderwijs. Als we van nature creatieve probleemoplossers zijn, waarom blijft daar dan zo weinig van over na onderwijs en opleiding? Dat was een vraag die Wagner bezighield en waarover hij interviews ging houden met mensen. Wat bleek? De succesvolle creatieve probleemoplossers waren dat uiteindelijk geworden niet dankzij, maar ondanks het onderwijs.

Gek genoeg was er wel altijd iemand geweest die hen op de een of andere manier had geïnspireerd en gemotiveerd. En wat wil het toeval? Wat deze mensen gemeen hadden, was dat zij zogenaamde ‘buitenbeentjes’ waren, mensen die zich eerder aan de rand van een gemeenschap bewegen.

Vijf tegenstellingen
Wagners onderzoek en interviews leverden hem zicht op vijf, in het systeem ingebakken tegenstellingen, op:

Individueel meten en beoordelen: het draait vandaag de dag om samenwerking en collectieve bijdragen; desondanks blijven we in scholen gefocust op individuele bijdragen en succes.

Gefragmenteerde kennis: terwijl interdisciplinaire teams vandaag de dag op allerlei niveaus werken, richt het onderwijs zich nog teveel op specialisatie.

Klascultuur of collectieve apathie; het onderwijs maakt eerder dociel dan dat het motiveert en uitnodigt een creatieve en eigenzinnige bijdrage te leveren.

Het F-woord: in het Engels staat het voor ‘failure’, maar in het Nederlands volstaat ‘falen’. Op scholen ligt nog teveel nadruk op ‘succes’ en op wat je fout hebt. Dit terwijl ‘fouten’ juist bij uitstek leerervaringen zijn.

Motivatie: waar het huidige schoolsysteem nog veelal draait op extrinsieke motivatie (de wortel aan de stok), blijkt al langer bekend te zijn dat intrinsieke motivatie – waarover we overigens allemaal beschikken – veruit de beste motivatie is, die ons ook het verst brengt.

De implicaties hiervan verwerkte Wagner in de vele onderwijsinitiatieven waarbij hij betrokken was. Een impressie daarvan deelde hij met de zaal, en via YouTube.



Gijs Verbeek is mede-auteur van het boek Participatie in het onderwijs. Onderzoek met en door leerlingen. Hij is projectleider Stem van de Leerling en verbonden aan het NIVOZ, in het bijzonder het forum.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief