Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Als je heel mooie dingen zegt, moet je niet te snel gaan'

23 maart 2015

Naar aanleiding van een schoolbezoek schreef Hartger Wassink, werkend aan de professionele dialoog in het brede onderwijsveld, een blogtekst. 'Als iemand heel mooie dingen zegt, moet je niet te snel gaan.'

We zitten in een noodgebouw. Het heeft vier muren, een vloer en een dak, er staan stoeltjes, en er is een smartboard. Je zou het daarom ‘lokaal’ kunnen noemen. Er zitten 22 kinderen in deze brugklas. Ik tel twee hoofddoekjes, en één bontkraag. Maar geen petjes. De enige drie niet-gekleurde mensen zijn docente Jantine, de mentor, en ik. Ook de gastspreker is een donkere vrouw. De laatste keer dat ik me zo ontzettend blank voelde was toen ik op Aruba een school bezocht in een arme buurt aan de zuidkant van het eiland.

Het noodlokaal heeft een dramatisch slechte akoestiek. Iedere vallende pen klettert door het hele lokaal. Iedere kuch doet de wanden rammelen. De deur van het lokaal opent rechtstreeks op het plein. Het is een frisse dag en het is er koud. Op het programma staat een blokuur Persoonlijke Vorming, waar ik erg benieuwd naar ben.

Jantine begint om leerlingen naar voren te vragen: “Ik vind het wel heel leeg in het midden.” Enkele leerlingen verplaatsen zich stommelend naar voren. Jantine brengt zonder haar stem te verheffen de klas weer tot rust. Het woord ‘groei’ staat deze les centraal, zegt ze en schrijft het op het bord. Ze vraagt een van de leerlingen de tekst voor te lezen, die bij dit thema hoort. “We willen van elkaar leren, we maken gebruik van de hulp die ons op school wordt geboden om ons te ontwikkelen,” zo leest een van de meisjes voor. Dan krijgen de kinderen de eerste opdracht. “Willen jullie 10 dingen opschrijven, die je van elkaar leert? Je mag elkaar helpen.” De kinderen gaan druk aan de slag. Sommigen overleggen meer dan ze schrijven, anderen buigen zich samen over het papier en schrijven van alles op.

Als de kinderen uitgeschreven zijn, vraagt Jantine wat ze hebben bedacht. Er komt van alles langs: vertrouwen, vriendschap, samenwerken, maar ook aardse zaken als meiden versieren. Een van jongens vertelt: “Ik heb op school van vrienden geleerd, hoe je moet leren, juf. Dat je je huiswerk moet maken.” Een andere jongen komt met het woord ‘mentaliteit’. “Wat is dat, mentaliteit?” vraagt Jantine. “Waar dacht je aan, toen je dat opschreef?” Het zijn heel eenvoudige, voor de hand liggende vragen, die ze stelt. De werking ervan zit dan ook niet in de vraag zelf, maar in de toon, en de rust waarmee Jantine ze stelt. Ze straalt in alles uit dat ze de leerling serieus neemt, in het antwoord dat ze geven. Dat is heel belangrijk, het geeft de leerlingen vertrouwen dat hun verhaal ertoe doet.

“Afvallen juf! Ik heb geleerd hoe ik moet afvallen, van hem daar!” Grijnzend wijst de broodmager Milos op z’n vriend Ahmed. Ahmed, fors postuur, stekeltjeshaar en kleine pretoogjes, grijnst mee. Jantine kijkt een seconde naar beiden voor ze reageert: “Ik geloof niet dat ik dat zo’n leuke grap zou vinden, als ik Ahmed was.” Ahmed zelf heeft er minder problemen mee: “Ik heb die grap zelf bedacht, juf.”

Dan krijgen de kinderen nog een papier. Jantine vraagt de leerlingen een woordenweb te maken rond het woord ‘groei’. “Wat heb jij nou nodig om van de brugklas naar je diploma te komen?” Het verbaast me dat de kinderen met zo’n abstracte vraag zo goed uit de voeten kunnen. De antwoorden die op het bord komen, maken grote indruk op me: vertrouwen, doorzettingsvermogen, respect, extra lessen, huiswerk maken, ontspannen, goede invloed, motiverende familie, om er een paar te noemen.

Jantine staat dichtbij, als ze de vragen stelt, letterlijk en figuurlijk. Ze glimlacht veel, geeft complimentjes. “Ik vind het heel knap! Kun je uitleggen wat dat is, motiverende familie?” Ze is streng in de aandacht die ze vraagt, als er iemand aan het woord is. Desnoods laat ze het herhalen: “Als je mooie dingen zegt, moet je niet te snel gaan.”

Ahmed mag vertellen wat hij met zijn vriendjes heeft bedacht wat belangrijk is om een diploma te halen. Hij pakt het papier erbij en leest met een ernstig gezicht voor: “Aandacht, liefde.” Het contrast met de grappen en grollen uit de eerste ronde ontroert me, net als het woord dat Joey nog nog noemt: “voornemen”. “En wat is dat dan?” vraagt Jantine. Joey legt uit: “Je zegt bijvoorbeeld aan het begin van het jaar: ik ga naar de havo, en daar ga je dan iedere dag aan denken.”

Het ziet er zo eenvoudig uit, wat Jantine doet. Simpele korte, gesprekken over diepzinnige, abstracte begrippen. Achteraf vertelt ze dat over ieder onderdeel wel degelijk goed is nagedacht: “Is het niet te oppervlakkig? Is het wel veilig genoeg? Raakt het wel voldoende?” Mij raakt het zeker, wat ik gezien heb.  Hier zijn levensvragen aan de orde gesteld, op een doodnormale toon, die kinderen het vertrouwen gaf, dat ze konden praten over wat ze werkelijk bezig hield. En iedereen mocht z’n verhaal vertellen, of het nu een groot of klein verhaal was, naar iedereen werd geluisterd.

Zo’n blokuur kost tijd, kostbare tijd, die ook besteed had kunnen worden aan taal, of rekenen. Daar valt ook nog genoeg aan te doen met deze doelgroep. Toch heb ik het vermoeden dat deze lessen voor leerlingen minstens zo belangrijk zijn. Het leert ze wie ze zijn, en waarom het belangrijk is daar trouw aan te blijven. Zonder dat fundament verdwijnen die taal en dat rekenen in een moeras, daar ben ik van overtuigd.

Maar hoe kun je dat nou bewijzen?

Hartger Wassink, medewerker van het Forum, publiceert ook op zijn eigen blog over 'de professionele dialoog' in het onderwijs.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief