‘Als gezag plaats kan maken voor gewenste autoriteit, krijgt dat wat de autoriteit zegt - én doet - veel meer waarde.’
15 juni 2016
Het begrip gezag is in de hele samenleving aan het veranderen. Het automatisch gezag van de agent is verdwenen en de overheid worstelt met de mondige burger die best meer zelf wil doen, maar dan ook de kaders bevraagt. Ook instituten verliezen hun gezag, studenten komen in opstand op de universiteit en steeds meer jongeren zoeken hun weg in de wereld buiten de gebaande diplomakaders om. ‘Heerlijk,’ schrijft vo-docente Inge Spaander aan de vooravond van de Onderwijsavond in Driebergen met hetzelfde thema. ‘Als gezag plaats kan maken voor gewenste autoriteit, krijgt dat wat de autoriteit zegt - én doet - veel meer waarde.’ Haar blog na een eigen verkenning.Als kind was ik een gezagsgetrouw meisje. Als de meester boos werd op een andere leerling in de klas, ging ik huilen. En ik durfde niet samen met andere buurtkinderen door een gat in het hek te kruipen om op het aanlokkelijke schoolplein van de plaatselijke montessorischool te spelen. Zichtbaar of onzichtbaar, het gezag had mij in z’n greep. Zozeer dat ik, nadat mijn moeder mij om een uur of elf ’s avonds lezend onder de dekens betrapte, een hele nacht wakker lag met een knagend schuldgevoel. Dat zal aan haar niet gelegen hebben. Volgens mij moest ze vooral lachen bij de aanblik van haar dochter met een zaklamp onder de dekens.
De eerste keer dat ik gezag openlijk ondermijnde was op de middelbare school. In het weekend was een jongen uit de buurt omgekomen, en - nog zonder social media -hoorden veel van ons dat pas maandagochtend, gedurende de eerste lessen. In de pauze zaten verschillende groepjes vrienden en bekenden huilend bij elkaar, sommige ontroostbaar, anderen als de troosters. Ik kende de jongen een beetje, een aantal van zijn vrienden goed. We hadden wat zomers in het zwembad doorgebracht met een grote groep vrienden. Ik was verdrietig en geschrokken, maar vooral ook bezig met het troosten van andere leerlingen.
De eerste bel ging, niemand stond op. De tweede bel ging, niemand stond op. Een conrector stampte naar buiten en schreeuwde over het plein dat iedereen die de jongen niet heel goed had gekend de lessen moest volgen. Een aantal van ons, waaronder ik, stond op en liep richting de deur. Maar terwijl ik zijn orders volgde, voelde ik een woede in mij opkomen. Wie was deze man om te bepalen wie er verdriet mocht hebben, wie er mochten troosten, wie er mochten rouwen? Ik draaide me om en liep naar hem toe. ‘Ik blijf,’ zei ik, en ging zitten. Een aantal anderen volgden mijn voorbeeld. De conrector liep boos weg, hij stuurde een docent om het op te lossen. Deze docent stapte naar buiten, liep langs de groepjes, legde hier en daar wat handen op schouders en ging bij de beste vriend van de overleden jongen zitten.
Het bleef stil op het plein. Een half uur later vroeg de docent wie er weer klaar voor de lessen was en wie niet. Een aantal van ons ging naar de klas. De leerlingen die overbleven nam hij mee naar binnen voor een kop koffie.
Inmiddels ben ik zelf gezagsdrager, naar het schijnt, want docent. Als ik collega’s om mij heen soms hoor, is het de bedoeling dat leerlingen buigen als knipmessen als ik het lokaal binnen kom. Dat ze doen wat ik zeg. Dat ze automatisch blij zijn met mijn aanwezigheid als leider in het proces naar een diploma. Wees streng en rechtlijnig, jij bent tenslotte de baas.
Ik wil niet goed zijn in gezag als geaccepteerde macht. Ik wil goed zijn in leerlingen opvoeden tot individuele denkers die een bijdrage aan de samenleving willen leveren. Leerlingen die kaders ter discussie durven te stellen en zich vrij voelen om een ieder te bevragen op zijn of haar motieven. Is daar niet ook gezag voor nodig? Misschien wel, maar mijn definitie zou zijn: gezag is gewenste autoriteit. En voor die vorm van gezag is iets anders nodig: een persoonlijke relatie, een gezamenlijk doel, een voortdurende aftasting van kaders, de vrijheid om vragen te mogen stellen. Een situatie creëren waarin dat kan, daar zet ik dan graag mijn gezag voor in.
Ik doe mijn best deze vorm van gezag bij al mijn leerlingen te verdienen. Maar de machtsvalkuil is nooit ver weg. Veel minder vaak dan vroeger, maar nog steeds, hoor ik mezelf zo nu en dan een afgedwongen machtspositie innemen. Op schoolkamp: ‘Waarom moeten we nu al slapen?’ ‘Omdat ik het zeg.’ In een les met leerlingen die ik niet ken: ‘Dat is nu eenmaal de regel op onze school.’ Ik hoor het mezelf zeggen en voel mezelf kleiner worden. Ik wil het niet en doe het soms toch, omdat het zo lekker gemakkelijk is. Maar wie schiet er nu echt iets mee op?
Inge Spaander is onderwijsdenker, verhalenverteller en docent media & entertainment op het Thorbecke Voortgezet Onderwijs.
Reacties