Als er nou een integrale school bestond, waar je tot je 16e mocht uitzoeken wie je bent en wat je wilt…
14 mei 2015
In 2012 overhandigde Gertjan Kleinpaste zijn manifest voor een nieuwe ‘middenschool’ aan Minister van Staat Jos van Kemenade. ‘Interessant’, sprak deze, ‘maar niet haalbaar, want jouw onderwijsvisie vraagt om grote veranderingen in po én vo.’ Het recente pleidooi van de MBO-raad om vmbo en havo te fuseren, gaf Gertjans ideaal nieuwe levensadem. ‘Het zou wat waard zijn om die volstrekt rare en willekeurige grens tussen het einde van groep 8 en het begin van de brugklas op te heffen. Ook al om die zwaarwegende selectie naar het vervolgonderwijs op te jonge leeftijd weg te nemen.’Er waren recent twee berichten over onderwijs die mijn bijzondere aandacht trokken. In een artikel op het kennisplatform voor het onderwijs, wij-leren.nl, sprak Luc Stevens zich uit over ouderbetrokkenheid. Zijn stelling luidt: ‘Leerkrachten moeten verantwoording afleggen aan ouders over de ontwikkeling van het kind’. Het andere nieuwsfeit was de oproep vanuit de MBO-raad om een fusie tussen het vmbo en de havo te realiseren.
Nederland kent een complex onderwijsstelsel. Toen ik in 2012 het eerste exemplaar van mijn boek Een andere blik op leren aan Minister van Staat Jos van Kemenade - de architect van de middenschool in de jaren '70 - overhandigde, sprak hij dat mijn ideeën over onderwijs veranderingen in zowel het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs impliceerden. Wat betekende, zo stelde hij, dat ze daardoor haast onmogelijk zouden zijn om door te voeren.
Ik bepleitte een vorm van ‘middenschool’, waarin de groepen 7 en 8 van de basisschool en de klassen 1 en 2 van het voortgezet onderwijs in vier jaar een stevig accent zouden krijgen op algemene vorming en de ontdekking van ‘wie ben ik’ en ‘wat wil ik’. Daaronder lag – en ligt nog steeds – de gedachte dat wij in Nederland veel te jong de zwaarwegende selectie voor het vervolgonderwijs vormgeven.
Funderend onderwijs tot 16, daarna specialisatie
Zou het niet mooi zijn als wij in ons land kinderen tussen pakweg 4 en 16 jaar in totaal 12 jaren funderend onderwijs zouden aanbieden en hen daarna verder talent-ontplooiing en een ontwikkeling aanbieden in de richting die optimaal aansluit bij ieder kind? In een eerder blog bepleitte ik al dat ouders hiervoor een persoonsgebonden onderwijsbudget zouden moeten krijgen waarmee ze dit funderend onderwijs kunnen inkopen.
Die uitgangspositie zou ouders veel meer in een positie plaatsen waarbij leraren zich naar hen over de verantwoording van het onderwijs moeten richten. Waar ik naar zoek is dat niet een gemiddelde of een groepsnorm bepalend is voor het meten van de voortgang van de ontwikkeling van kinderen, maar dat kinderen zich in een individueel traject zo goed mogelijk ontwikkelen. Dat zij na 12 jaren funderend onderwijs het ene vak op vmbo-niveau afronden en een ander van op vwo-niveau. Dat hun ontwikkeling nadien gestoeld zal zijn op de vakken waarin zij excelleren en die zij waarschijnlijk dus ook het leukst vinden.
Dat vraagt erom de progressie niet meer te meten afgezet tegen een standaard van wat kinderen gemiddeld in een bepaalde leeftijdsgroep bereiken. Het vraagt om criteria per vak en een bandbreedte daarin waartegen je individuele resultaten kunt afzetten.
Het leren van kinderen en de ontwikkeling die kinderen doormaken, is een individuele zaak. Natuurlijk vindt dat plaats in contact met leeftijdsgenootjes en andere kinderen. De toegevoegde waarde daarvan is de sociale ontwikkeling. Het ontwikkelen van empathie en van het vermogen anderen te helpen in hun persoonlijke groei. In dat licht was ik blij met de uitspraken van Luc Stevens: ‘Leraar en leerling zijn samen verantwoordelijk voor het leerresultaat. En dat voor welk onderwijsresultaat dan ook! Samen leggen zij verantwoording af aan ouders.’
Ouders tonen zich daarin geïnteresseerd en betrokken.
Leerplicht? Dat is van bovenaf geregisseerd. Het gaat om leerrecht.
Als je de rechten van het kind centraal stelt – en met name het recht op leren en talentontwikkeling – dan kom je tot andere keuzes dan wanneer je uitgaat van ‘leerplicht’. Dat laatste wordt van bovenaf geregisseerd en wijst kinderen en ouders op plichten, terwijl het eerste op ontwikkeling, emancipatie en participatie gericht is en kinderen (en hun ouders) de ruimte biedt om dat ‘leerrecht’ zelf vorm te geven.
In een samenleving die volop in beweging is en waar de belangrijkste tweedeling die is tussen mensen die voldoende opgeleid zijn en mensen die onvoldoende opgeleid zijn; een samenleving waarin het steeds belangrijker wordt dat iedereen zelf zijn of haar talenten kan etaleren en aanbieden, is het essentieel de kans op leren als een recht vorm te geven en niet als een plicht. Een samenleving, die tot herijking van de waarde van arbeid komt, waar discussies over het basisloon opnieuw ontluiken, vraagt straks burgers die zich weer weten te verbinden met elkaar.
Om dat te bereiken, is het zaak om de bestaande structuren en het denken vanuit de belangen van schoolbesturen, scholen en de daarin werkzame professionals af te breken en te vervangen door een systeem, waarin de interactiedriehoek ‘kind – ouder – leerkracht’ centraal staat en wordt aangestuurd door de kansen en mogelijkheden van het individuele kind en zijn of haar recht zich optimaal te ontwikkelen.
De onderwijsinspectie zou er goed aan doen om in volgende jaren hun accent op ‘de staat van de leerling’ groter te maken en een centraler positie in hun ‘staat van het onderwijs’ te geven. Dat kan door die leerlingen zélf nog actiever te bevragen en ook door het oordeel van ouders over het aan hun kinderen aangeboden onderwijs te betrekken in hun onderzoek.
Naast de voorgestelde fusie tussen het vmbo en de havo betekent dit dat vooral schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs zouden moeten samen gaan. Al was het maar om die volstrekt rare en willekeurige grens tussen het einde van groep 8 en het begin van de brugklas op te heffen. Kinderen moeten niet gebukt gaan onder de plicht onderwijs te volgen; zij moeten zich gesterkt weten door het vreugdevolle recht zichzelf te mogen ontwikkelen. Datzelfde geldt voor de onderwijsprofessional die zijn vak veel bewuster gestalte kan geven vanuit het vormgeven van dat recht van hun kinderen dan vanuit een aan hen opgelegde onderwijsplicht.
Gertjan Kleinpaste
Gertjan Kleinpaste is voormalig schoolleider en onderwijsbetrokkene. Hij werkt vanuit RedShoe Keynotes / AndereBlik.com en is oprichter van de ‘Metaforenfabriek’.
Reacties