Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Als een kind overlijdt: ‘Het viel me op dat mijn broertje nog precies hetzelfde lag als even daarvoor’

29 november 2015

Esther Ruël Engelman is pas 6 jaar oud als ze haar kleine broertje van 3 vindt in hun stapelbed: hij leeft niet meer. Een verdrietige en voor Esther ook verwarrende periode breekt aan: verdrietige ouders, het leven op school dat doorgaat, angstgevoelens en een hoofd dat niet stopt met denken. Er was één iemand die het verschil maakte: de juf van groep 6. Een zeer indrukwekkend en persoonlijk verhaal over een kind in rouw.

hand_floatingstacks_pebbles_cg2p16375c_thAlles veranderde op een zondagochtend in januari. Ik ging nog even terug naar mijn bed om mijn knuffel te pakken. Het viel me op dat mijn broertje nog precies hetzelfde lag als even daarvoor. Hij lag in het onderste bed van het stapelbed waarin wij samen sliepen; op zijn zij in een rustige ontspannen houding. Ik dacht nog: ‘Hij zal toch niet...?’. Met de knuffel in mijn armen liep ik terug naar mijn ouders en kroop bij hen in bed. Aan mijn moeder vertelde ik wat me was opgevallen. Mijn moeder haastte zich uit bed en ging kijken; ik hobbelde achter haar aan. Niet veel later klonk er een hartverscheurende schreeuw waarin de naam van mijn vader weerklonk. Ondanks het feit dat mijn vader slecht ter been was en het zodoende vaak even duurde voordat hij uit bed was, stond hij binnen een paar tellen aan mijn moeders zij. Ik stond erbij en keek. Ik voelde me enorm verdrietig. Mijn broertje was dood.

Als ik op dit moment op mijn leven terugkijk naar mijn basisschoolperiode, dan weet ik dat het moeilijk was. Het was moeilijk om om te gaan met het verlies dat we als gezin meemaakten toen mijn broertje op driejarige leeftijd overleed aan epilepsie. Ik was toen zes jaar oud en zat in groep 2; oud genoeg om me er nu nog heel veel van te herinneren. Oud genoeg om te weten dat er veel kritieke momenten waren, maar gelukkig was ik ook oud genoeg om me nu nog steeds te kunnen herinneren dat ik met hem speelde, dat we lachten. Dat het goed was als broer en zus.

Carnaval
Jong genoeg was ik om niet precies te kunnen begrijpen wat dood zijn inhield. Op de bewuste ochtend zelf dacht ik nog dat dood zijn besmettelijk was en dat we er allemaal aan zouden gaan. Ik kon niet goed begrijpen wat er allemaal gaande was, dat dit een definitief afscheid was van mijn lieve kleine broertje en van mijn leven zoals het hiervoor was. De volgende dag stond ik verkleed als lieveheersbeestje op school; verkleed jawel voor het carnavalsfeest en mijn moeder stond ernaast. Dit is hoe kinderen rouwen: in stukjes, daar weet ik nu alles van. Maar ik krijg meteen buikpijn als ik eraan denk hoe dit voor mijn ouders moet zijn geweest.

Mijn rouwreacties waren passend bij mijn ontwikkeling, op dat moment maar ook in mijn verdere jeugd. Als jong kind begreep ik dan wel dat dood en leven verschillend waren; de oneindigheid begrijpen en het logisch nadenken over dit onderwerp kon ik als zesjarige niet. Laat staan dat ik erover kon praten, mijn angstgevoelens uitleggen en snappen waar mijn emoties vandaan kwamen. Als kind had ik nog niet voldoende competenties om woorden te geven aan mijn verdriet. En hoe kon ik vertellen dat ik bang was dat mijn pasgeboren zusje ook dood zou gaan? Of dat ik iets verkeerd zou doen en dat ze dan door mijn schuld dood zou gaan? Dit waren onbestemde en donkere gevoelens.

Zielig of aansteller?
Op school had ik aardige en betrokken leerkrachten. Ik wil het graag in perspectief plaatsen en achteraf praten is natuurlijk altijd makkelijker. Of mijn verlies erkend werd? In stilte wellicht. Ze wisten ervan. Maar wat had ik behoefte aan herkenbaarheid van mijn verlies. Wanneer er in de klas gevraagd werd naar broertjes en zusjes dan wist ik gewoon niet wat ik moest zeggen. Zouden ze me zielig vinden of misschien een aansteller als ik zou zeggen dat ik een levend zusje had en een dood broertje? Of zou ik gewoon niks zeggen? Maar misschien werd mijn broertje in de hemel, want ik geloofde dat hij daar was, dan weer boos.

Denken, denken en nog eens denken. Dat deed ik en het stopte nooit. Ik kon jaloers kijken naar andere kinderen. Daarvan dacht ik dat zij wel rust in hun hoofd hadden. Dat was mijn logica, en ondertussen dacht ik daadwerkelijk dat ik gek werd. ’s Avonds hyperventileerde ik heel erg. Ik belandde bij een therapeut. Echter, daar ben ik maar twee keer geweest.

Lieve juf
In groep 6 kreeg ik een juf die het verschil maakte. Een juf die mij genoeg warmte en veiligheid bood om mezelf te kunnen zijn. De balans tussen pijn voelen en het normale leven dat doorgaat, kwam in balans. Het ging steeds beter met me, de diepste zwarte onbeschrijflijke gevoelens verdwenen. Een extra schouderklopje, de realiteit benoemen, vragen hoe het gaat, het ondersteunt echt. En zo kan een leerkracht het verschil maken. Aandacht hebben voor de rouwbehoeften van een kind, continuïteit bieden, zorgen voor een warme overdracht naar de volgende groep, insteken op de voorkeuren van een kind, de thuissituaties en achtergronden van kinderen af en toe benoemen in de grote groep, weten dat je de pijn niet kunt wegnemen maar dat erkenning van het verlies een belangrijk element is in het rouwproces, en vooral met je hart bij het kind zijn. Want dat voelt een kind, en ik kan het weten.

Deze verlieservaring heeft bewust en onbewust mijn leven bepaald. Jaren later werd ik na enige omzwervingen leerkracht in het basisonderwijs. Ik deed voor mijn Master Sen een praktijkonderzoek naar het inzetten van Meervoudige Intelligentie bij persoonlijk verlies en ontwikkelde een manier om als school werkvormen samen te stellen om met kinderen over verlies te werken. Ik werd rouw- en verliesbegeleider en deed een opleiding tot kindercoach. Mijn ervaringen kon ik plaatsen in een kader van literatuur en kennis. En was het in het begin nog vooral therapie voor mezelf. Uiteindelijk heeft het me verder geholpen om kinderen te kunnen helpen en ondersteunen in hun leven. Ik ben me ervan bewust dat er geen oplossingen zijn voor rouw maar dat het zeer waardevol kan zijn wanneer je als steun gevende volwassene een tijdje meereist met een kind.

Je hoeft geen dokter te zijn om een pleister te plakken. Dit geldt ook voor het ondersteunen van kinderen die persoonlijk verlies meemaken. Als je iets weet van rouw en je ziet het kind echt, dan kun je als leerkracht een belangrijke bijdrage leveren aan het verdere rouwproces.

Esther Ruël Engelman is leerkracht in groep 1/2 op de Groen van Prinstererschool in Voorburg en rouw- en verliesbegeleider en kindercoach bij Mijn gouden traan.

Reacties

1
Login of vul uw e-mailadres in.


Marjan Meerveld
3 jaar en 0 maanden geleden

Wat een heftige ervaring en zo mooi beschreven.
Esther de kinderen van jouw klas en de juffen om je heen mogen heel blij zijn met jou ❤️

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief