Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Een knuffel als het nodig is? Daar ben ik als leraar nog niet'

15 juni 2015

Op een middag verschenen de meiden van groep 7 collectief aan Tom Pellis’ bureau: waarom knuffelde en stoeide hij wél met de jongens, maar nooit met hen? Het drukte de kersverse schooldirecteur Pellis nog veel dichter op de levenslessen van Kanamori en de vraag naar het belang van aanraking in de schoolcontext. 'Ik voel dat ik mezelf rem in mijn eigenheid. Ik ervaar deze situatie als een groot manco in het onderwijs en ik wéét dat veel leraren hiermee worstelen.' Zijn bijdrage. 

“Waarom wil jij zoveel op Kanamori lijken?”, was een vraag die ik van mijn klas kreeg. Ik heb sinds de zomer een nieuwe baan als directeur en leerkracht op een kleine school. Het jaar begon met de Japanse meester Toshiro Kanamori in Nederland, en dus liet ik mijn groep 7 zijn film zien en vroeg de leerlingen wat ze van Kanamori zouden willen weten. Evy’s vraag heb ik kunnen overbrengen.

Blijkbaar maakte de Japanse leerkracht zoveel indruk, dat veel van wat ik op mijn vorige school al jaren deed door mijn nieuwe klas wordt gezien als ‘geïnspireerd op Kanamori’. Het meeste is toch echt ‘authentiek ik’. Behalve Kanamori’s gebruik van het dagboek in de klas. Dat blijkt in Children Full of Life zo’n rijke bron en motor voor het open gooien van de onderlinge relaties en het scheppen van verbondenheid, dat ik dat idee met liefde en overtuiging van hem gekopieerd heb.

We zijn nog een kleine school: mijn team en ik begeleiden ruim 80 leerlingen. Het is een gemeenschap die ik zou willen runnen als een gezin, met de leerkrachten meer in de rol van ‘ouders’, zoals die zich kunnen laten meevoeren door het verrassende gedrag of een wonderlijke uitspraak van hun kinderen, dan als ‘docenten’, die zich al te zeer laten leiden door vaste regels of methodes.

Ik houd van openheid, van ruimte scheppen. Op de Dag van de Leraar heb ik geprobeerd die verwondering onder de aandacht te brengen door mijn teamleden allemaal een persoonlijke pen te geven, waarmee ze het vrolijke, mooie of spannende van elke dag kunnen vastleggen. Eén teamlid heeft al wat verhalen gedeeld. Het is een experiment, het is nog pril – we zullen zien of het aanslaat.

Toch hebben ook in een kleine gemeenschap openheid en nabijheid ongetwijfeld soms hun grenzen: in mijn klas heb ik Kanamori’s dagboeken geïntroduceerd. Elk kind heeft een persoonlijk dagboek, waarin niemand anders ongevraagd mag lezen. En daarnaast is er een klassikaal boek, waarin je je zorgen, twijfels, vreugde of verdriet kunt delen. Een meisje heeft in dat klassikale boek bijvoorbeeld geschreven over hoe ze vroeger gepest werd en op deze school niet meer. En zo zijn er al een paar meer verhalen die worden gedeeld.

Erg veel staat er nog niet in het klassikale boek – het kost tijd om je helemaal te geven, je vertrouwd genoeg te voelen in de groep. En eerlijk gezegd: door een voorval van een paar weken geleden ben ik persoonlijk weer eens tot het besef gekomen dat ik ook niet altijd de open, ‘authentieke ik’ ben die ik zou willen zijn.

Op een middag kwamen de meisjes in mijn groep collectief naar me toe: “Met alle meiden moeten we iets zeggen waar we niet blij mee zijn.” Ik schrok.

Ze vertelden me dat ze zagen hoe ik met de jongens kon ravotten, knuffelen en stoeien, maar dat met de meisjes nooit deed. Ze vonden het moeilijk om me dit te zeggen en de tranen zaten dicht aan de oppervlakte. Ook bij mij. Ik vertelde waarom me dit raakte: omdat ik het vervelend vond dat ze blijkbaar het vertrouwen in me aan het kwijtraken waren geweest, maar ook omdat ik er trots op was dat ze dit met me deelden en tegen me in durfden te gaan.

Maar mijn emoties werden bepaald door nog iets meer: opeens hadden we ons midden in een Kanamori-moment gemanoeuvreerd. Sterker nog, de Japanse leraar had zich tijdens zijn tiendaagse in Nederland het meest verbaasd over de vragen die hij kreeg over ‘aanraken’ en ‘knuffelen’. En dat werd nu precies het hete hangijzer van een van onze allereerste grote gesprekken.

Toen ik zelf in groep 5 zat, gaven wij onze leerkracht altijd een kus bij het naar huis gaan. Inmiddels wordt ons beeld van fysiek contact bepaald door criminele gevallen als die van Robert M. en Benno L. Voor de meeste van mijn leerlingen ben ik de eerste mannelijke leerkracht die ze zien. Veel van de meisjes beginnen jonge vrouwen te worden. Een high-five, elkaar aankijken en groeten bij het weggaan doen we altijd. Maar verder kies ik eieren voor mijn geld en geef ik geen knuffels. Ik kan nog zo’n goede leraar zijn – ik wil niet dat iemand vanaf de straat door het raam naar binnen kijkt en ook maar het geringste idee van kwader trouw in zijn hoofd zou krijgen: “Daar zit een man met een kind op schoot”. En dus houd ik duidelijke grenzen aan.

We hebben als klas onze emoties geuit. En die emoties liepen door in de muziekles, waar we In the air tonight gingen spelen. Ik heb uit kunnen leggen wat er voor mij speelt en de kinderen begrepen me beter. Maar ben ik daarmee klaar met dit onderwerp? Pedagoge en docent Pedagogische Tact Simone Mark schreef er een tijdje geleden een mooi stuk over op hetkind, waarin ze onder andere opmerkte:

“De vanzelfsprekendheid waarmee de Japanse meester soms letterlijk contact heeft met de kinderen in zijn klas, roept bewondering én verbazing op. Fysiek contact is immer een precair onderwerp in onderwijsland. (…) Het is duidelijk dat veel leraren nog steeds in grote verlegenheid zijn en een gevoel van onmacht ervaren hoe hiermee om te gaan. Met het willen voorkomen van seksuele intimidatie en misbruik, koste wat het kost, is tegelijk iets fundamenteels verloren gegaan in de relatie tussen leerkracht en de leraar. Liefdevolle aanraking, zoals een schouderklopje of knuffel, is een onmisbare vorm van intermenselijke communicatie en essentieel voor de ontwikkeling van kinderen.”

Simone Mark geeft in haar stuk duidelijk aan wanneer fysiek contact een grens overschrijdt, maar een aanraking van het type knuffel of schouderklop noemt ze ‘onmisbaar’ en ‘essentieel’. Ze betoogt overtuigend dat er zonder die openheid 'iets fundamenteels verloren gaat'. Kan ik mezelf authentiek noemen, als ik – met zovele anderen – zo’n verkrampte houding aanneem ten opzichte van zo’n wezenlijk deel van menselijke interactie? Ik voel dat ik mezelf rem in mijn eigenheid. Ik ervaar deze situatie als een groot manco in het onderwijs en ik wéét dat veel leraren hiermee worstelen.

Misschien stel ik me hierin te wattig op. Waarschijnlijk moet ik gewoon kunnen zeggen: “Jij krijgt een knuffel, als dat nodig is, en ik weet me te verantwoorden.” Maar daar ben ik nog niet. Ik vrees dat er stiekem veel meer van de geest van Kanamori de klas ingeslopen is dan ik dacht, toen ik meende het klassendagboek zomaar van hem te kunnen kopiëren.

Tom Pellis, directeur Nutsbasisschool Teteringen
i.s.m. Geert Bors
Foto's zijn van Bob Barten, zie www.bobfoto.nl


Dit verhaal en dat van Simone Mark zijn, behalve op hetkind, ook gepubliceerd in het themanummer "Kanamori's levenslessen" van Egoscoop (via de link na te bestellen). Daarin o.a. ook verhalen van Marcel van Herpen, Luc Stevens, Ellen Emonds en Ludo Heylen.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief