Teach and go: de eerste kennismaking. Ofwel: opnieuw leraar worden
29 april 2017
In Thailand twee zomers geleden was zijn ontdekking dat een ander het met minder kan. In Marokko vorige zomer ontdekte Rob H. Bekker dat ook hij het met minder kan. Dat neemt hij mee als docent Nederlands naar de eerste ontmoeting met zijn leerlingen op de ISK in Utrecht. Zijn blog: Leraar word je door je leerlingen. Het echte leren is niets dan een ontmoeting. Vrucht van samen zijn.’Hoe ziet minder er woensdag in de praktijk uit? In de WhatsApp-woorden van mijn co-mentor zo: 'Stond weer versteld wat we ze vandaag allemaal hebben geleerd en wat zij hebben gedaan. Fantastisch zo’n eerste dag.'
Teach and go
Donderdagochtend weer werd ik niet wakker als leraar. Mijn eerste gedachten gingen naar een droom en naar de geluiden in huis. Degene naast wie ik slaap, liep al naar de douche en groette onze dochter. Ik hoorde het water daarna kletteren, mijn telefoonwekker liet zich horen en ik wist dat dat over vijf minuten nog eens zou zijn; lekker bed, dit. En over tien minuten nogmaals de wekker. Er was toch deze week in de krant een onderzoek waarin bleek dat adolescenten beter om tien uur kunnen beginnen?
Wat ga ik vandaag ook weer doen met mijn klas?
We beginnen standaard met lezen. Zouden ze allemaal een boek bij zich hebben? Mag ook een krant zijn, een tijdschrift. De wekker staat op dezelfde tijd als tijdens de rondreis door Marokko, vorige week zaten we daar nog. Veel foto’s in de telefoon, oplader mee, dan kan ik wat laten zien in de klas als we aan de kennismaking werken. Ik zal ze vragen welke foto’s ze in hun vakantie hebben gemaakt en of ze die aan een klasgenoot willen laten zien.
Gisteren, na de eerste ontmoeting, op mijn vrije dag, kocht ik een heel groot boek om elke dag een bladzijde in te laten vullen door mijn nieuwe taalgezellen. Welke meesterproef gaan ze ons over tien maanden tonen – is een vraag die resoneert met het boek dat een collega me zomaar cadeau deed: De ambachtsman van Richard Sennett. Ik lees er in de randen van de slaap in en stuitte vanochtend op deze passage: ‘Autonomie als een gedrevenheid van binnenuit die ons dwingt expressief te werken, alleen.’
Door dit boek te lezen verdwijnt de vaak gestelde vraag Ben je een denker of een doener? in het antwoord: ‘Ik ben een maker.’
Het is vanochtend vier liedjes van wonen naar werken. Ik lijd niet aan een meetstoornis, maar weet dat je dit ook in minuten of trapperomwentelingen kunt uitdrukken. Waarvoor is dat dan belangrijk? Ik tref twaalf leerlingen en er zouden er veertien kunnen zijn. Men wordt leraar door zijn leerlingen; wat zijn ze ook nu binnen een dag, binnen een uur al rijk materiaal! Wat blijken ze – opnieuw - open te zijn; ze laten zich door mij lezen. Dank jullie wel!
Omgekeerd hoorde ik gisteren hoe bereid ze zijn om leiding van me te nemen; ze vinden het een fantastisch plan dat ik er het hele jaar niemand uit zal sturen. Hoe kan dat, meester? Want als een persoon irritant is, dan moet hij toch weg? Ik leg ze de optie voor dat die persoon dan bij ons blijft. Hoe kan dat, meester? Ik vertel ze dat ik zelf dan wel weg zal gaan. Hoe kan dat, meester? 'Als ik weg ben hebben jullie alle tijd en ruimte om het met die irritante persoon op te lossen en als het dan klaar is, dan haal je mij er weer bij.' Er gaan meerdere duimen omhoog. Dat is echt een goed plan, meester, niemand er uit sturen.
We beginnen donderdag opnieuw met: elkaar. We stellen ons voor aan de leerling die er gisteren niet bij kon zijn; en we lezen. Elf hebben er geen boek – die routine is er uit door de vakantie - dus ik ben blij dat ik de tijdschriften van vorig schooljaar nog in een tas heb liggen, ik pak er ook een paar stripboeken bij. Terwijl ik ook lees - in De ambachtsman - komen er twee vragen over woordbetekenissen. Daar kan meteen een stukje woordenschat- en leesstrategie op; ze vinden de betekenis in de context.
Een dag later, na 743 trapper-omwentelingen, is het klaslogboek al in gebruik genomen. Ze hebben hoorbaar de muziekinstrumenten in het lokaal ontdekt: “Meester, mag?” Ik denk dat we nog wel een liedje gaan maken samen.
We hebben de jaarplanning doorgenomen tot en met november en ze hebben vragen bedacht voor een eerste onderzoekje ‘Wie ben ik?’ Als ik die van alle duo’s op een rijtje tik, zie ik dat er 72 unieke vragen zijn bedacht. De antwoorden komen later deze maand wel.
Een leerling die ik vorig jaar door de gangen zag stuiteren heeft me over zijn medicatie verteld; hij is de enige die een vaste plaats in het lokaal wil claimen. De anderen hebben daar in toegestemd. Ik krijg ook een foto te zien van de dochter van een van mijn leerlingen die samen de documentaire Ik ben hier maakten in 2012/13. Die film willen ze wel zien. Ik besluit om hem in te passen in de start van Leren 2 op vrijdag. Dan is er een leerling die voor een probleem in zijn linkerarm naar de dokter moet. Hij vertrekt om kwart over twee en ik wens hem een goed weekend. Hij is om kwart over drie weer terug.
Heb ik opeens een gemotiveerde leerling in mijn kelderklas?
Ik zie dat hij op het bord twee evenwijdige vormen tekent. Hij vraagt me kort daarna iets over zijn arm, vertelt erover en tekent nog een keer hetzelfde op het bord. Dat blijken de twee botten in zijn arm te zijn. Ik begrijp uit zijn tekening en woorden wat de complicatie is. Hij maakt zich zorgen, want hij mag geen zware dingen tillen en hij wil later wel iets in de techniek gaan doen. Als ik vraag hoe dat dan moet, zegt hij ‘opereren’ en dat hij daar bang voor is. Ja, dat kan ik begrijpen, hij moet er van de dokter over nadenken. ‘Denken hoef je niet alleen te doen, wij mensen hebben niet zo’n heel groot hoofd,’ zeg ik. ‘Praat erover met je tante met wie je woont, zij wil ook het beste voor jou, en je kan naar mijn collega gaan, je andere mentor is niet enkel sportdocent, maar ook fysiotherapeut. Hij weet hier veel van.’ Later vraagt hij me ook nog wat het woord ‘risico’ betekent.
Coach and go
Inderdaad hebben ze veel gedaan en veel geleerd; er kon een whiteboard mee worden gevuld en dit was enkel maar bedoeld als kennismaking. We hebben samen veel kennis gemaakt, zonder dat ‘leren’ expliciet aan de orde kwam. Een deel van wat ze deden zit in onze mentorhoofden, een deel zit in onze fotomobieltjes. Ze weten nu waarom we fotograferen en schrijven. Om zelfstandig te leren moet je weten waarop je reflecteert, moet je weten wat je hebt gedaan. Dat is vluchtig materiaal dat bij een praktische leerling die toewerkt naar een Entree 1-opleiding nogal eens door de vingers glipt.
Ervaring is als zand, blijft niet zomaar in hanteerbare vorm bij ons. Als coach laten we de leerling manieren bedenken, uitproberen, kiezen om de ervaring vast te houden.
Wat we krachtig doen is een kader maken waarin voor hen de ruimte is om zelf de inhoud vorm te geven. Wat we niet specifiek voorbereiden maar in het moment doen: de leermomenten in het licht zetten op de wijze van ‘kijk hier nog eens naar / luister hier nog eens naar’. En bij alles wat deze hardwerkende, behulpzame individuen doen en zeggen, sturen we op ‘samen’.
Of in de zeventien lettergrepen die Rob de Bruine er begin deze eeuw aan besteedde:
Het echte leren
is niets dan een ontmoeting.
Vrucht van samen zijn.
Rob H. Bekker is docent Nederlands op de Internationale Schakelklassen in Utrecht, een openbare school voor leerlingen die geen of weinig Nederlands spreken en die zich voorbereiden op een toekomst waarin het gebruik van de Nederlandse taal een belangrijke rol speelt.
Reacties