Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Op school beginnen kinderen te ontdekken wie ze zijn, hoe ze verschillen van anderen en hoe ze zich verhouden tot anderen’

11 januari 2016

Hester IJsseling schreef een blog over kwalificatie, socialisering en persoonsvorming voor Didactief Online. Hester onderzoekt in dit blog wat de begrippen kwalificatie,  socialisatie en persoonsvorming, afkomstig van Gert Biesta, betekenen voor de praktijk. ‘Om mee te kunnen doen in de wereld moet je kunnen lezen, schrijven en rekenen. Dat is de basis, en die leren kinderen op de basisschool. Omdat ze die dingen in groepsverband leren, leren kinderen op school ook met elkaar omgaan in groepen. Daar merken ze dat ze verschillen van andere kinderen. Zo beginnen kinderen op school te ontdekken wie ze zijn, hoe ze verschillen van anderen en hoe ze zich verhouden tot anderen.’

rekenenJe zou die verschillende met elkaar verweven facetten van het onderwijs kunnen onderscheiden als drie domeinen: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Deze drieslag van Gert Biesta biedt ons een vocabulaire waarmee we verdieping kunnen brengen in het gesprek over onderwijs. Maar als we concreet proberen te maken wat die termen betekenen, blijkt dat nog niet zo eenvoudig.

Velen zeggen dat er meer gedaan moet worden aan socialisatie en persoonsvorming (Onderwijs 2032, Leraar 2032, Nationale Denktank). Het probleem is niet zozeer dat er meer aan gedaan moet worden, maar dat we ons bewuster zouden moeten verhouden tot wat daar – altijd al – gebeurt. We hebben er te weinig oog voor, en te weinig taal om erover te spreken en te denken.

Het onderwijs heeft op die drie domeinen namelijk altijd invloed. Ook als je jezelf als leraar geen expliciete doelen stelt buiten het domein van de kwalificatie, heeft je onderwijs effect op het vlak van socialisering en persoonsvorming. Als we zorg willen dragen voor een goede balans tussen de drie domeinen, dan is het van belang te leren zien wat er gebeurt in de relatie tussen kinderen en leraren op school. Hoe verhouden ze zich op school tot zichzelf en tot de ander? Welke rol speelt ons pedagogisch handelen daarin? En wat streven we daarin na?

De taal van onderwijs
Lezen, schrijven en rekenen – in de eerste plaats zijn dat kwalificaties. Dingen die je moet kunnen. Het zijn ook de vakken die op school regelmatig getoetst worden, met gestandaardiseerde toetsinstrumenten. De meetbare aspecten van taal en rekenen worden zichtbaar gemaakt middels grafieken en tabellen, met harde cijfers. Met de juiste scores kun je je kwalificeren voor deelname aan de maatschappij. Om met elkaar te spreken over kwalificatie is kortom een uitgebreid vocabulaire en instrumentarium voorhanden. Voor socialisering en persoonsvorming is dat niet het geval.

Datgene waarvoor taal beschikbaar is, heeft legitimiteit. Dat wat onbenoemd blijft, wordt effectief gediskwalificeerd. Het mag, zoals we zeggen, geen naam hebben. In de manier waarop we over onderwijs spreken, hoe we lesgeven, hoe we toetsen en hoe we onderzoek doen, vellen we bedoeld of onbedoeld een oordeel over datgene waar we waarde aan hechten. Met wat we daarmee voorleven, geven we richting aan de manier waarop en de ruimte waarin kinderen op school zich ontwikkelen. Op dit moment voeren cijfers de boventoon in het spreken over onderwijs. De vraag is, of dat wenselijk is.

Laten we wat dieper ingaan op het lesgeven. Kwalificatie heeft te maken met het wat: wat willen we kinderen leren. We willen ze lesgeven in lezen en schrijven, spellen en rekenen. Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen. In de manier waarop we lesgeven zit altijd impliciet een mensbeeld verborgen en een idee over wat goed is voor kinderen.

Het is belangrijk dat leraren die verborgen opvattingen expliciet maken. Daartoe hebben we taal nodig die waarneembaar en denkbaar en bespreekbaar maakt wat we doen en wat er gebeurt, taal om te benoemen wat we nastreven, en taal waarmee we kunnen onderzoeken of wat we doen in overeenstemming is met wat we nastreven. Voor een goede balans tussen de drie domeinen moeten we daarom niet alleen naar het wat kijken, maar ook naar het hoe en het waartoe, en daar woorden voor vinden.

Ter illustratie een aantal voorbeelden uit de praktijk van het (basis-)onderwijs.

De praktijk
Over een week, zo kondig ik aan, zal ik de tafels van 4 en 5 toetsen. Op het vlak van de kwalificatie gaat het me erom dat de kinderen de tafels van vermenigvuldiging leren automatiseren. De kinderen krijgen van mij een cijfer voor de toets. Als ze alles goed hebben, krijgen ze een 10. Het idee is dat die 10 stimuleert om goed te oefenen. Cijfers geven is een traditionele sociaal-culturele praktijk, een gangbare manier van doen, waarmee ik de kinderen wil laten kennis maken.

Tegelijkertijd schep ik met het geven van cijfers een situatie waarin de vraag zich kan voordoen: Wat vind ik als leraar van die praktijk van cijfers geven? Wat betekent het voor het kind persoonlijk? Hoe gaat een kind ermee om als het een hoog cijfer krijgt en een ander kind niet? Of het ene kind een hulpmiddel mag gebruiken, omdat het vanwege een leerstoornis niet kan automatiseren, en het andere niet? Hoe gaat een kind om met de verantwoordelijkheid voor zijn huiswerk? Dit alles hangt samen met persoonsvorming: hoe verhoudt het kind zich tot de wereld.

Een ander voorbeeld. Ik sla ’s morgens het rekenboek open, en vraag de kinderen hun boek open te slaan, op de bladzijde waar de les van die dag staat afgedrukt. We volgen de voorgeschreven weg die de methodeontwikkelaar heeft uitgedacht, een weg die pretendeert passend te zijn voor alle kinderen van een bepaalde leeftijdsgroep die in Nederland onderwijs volgen. Ik vertel welk doel de les heeft – op het vlak van kwalificatie – bijvoorbeeld minsommen uitrekenen met overschrijding van het tiental, met behulp van een getallenlijn.

Vervolgens leg ik uit hoe de opdrachten in het boek moeten worden uitgevoerd. Ik ga na of de kinderen de uitleg begrepen hebben, en geef hen vervolgens tijd om de stof te verwerken. Na afloop – of tijdens de verwerking, rondlopend – kijk ik het werk na, om te zien of de kinderen het inderdaad begrepen hebben. Het criterium is dat de leerlingen de antwoorden uit het antwoordenboek op eigen kracht weten te vinden en in hun schrift schrijven. Mocht dit niet het geval zijn, dan leg ik betreffende rekenstrategie nog eens uit, eventueel door met een klein groepje de opgaven samen stap voor stap te doorlopen.

Verborgen boodschap
Wat gebeurt hier nu op het gebied van kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming? De kinderen leren een bepaalde deelvaardigheid van het rekenen. Maar hoe worden de kinderen hier gesocialiseerd? En wat gebeurt er op het gebied van persoonsvorming?

Impliciet is de – socialiserende – boodschap: Zo doen we dat hier. De methode is leidend, ik volg als leraar de methode, en de leerlingen volgen mij. De leerlingen concluderen uit de gang van zaken, dat het kennelijk niet de bedoeling is zelf een eigen invulling te geven aan de les. Dat leef ik hier immers vóór: ik neem die ruimte niet, en ook de leerlingen worden geacht zich te voegen naar de vraagstelling in het rekenboek. Er is steeds slechts één antwoord goed. Het is een goede voorbereiding op de standaardtoetsen waarmee de kinderen te zijner tijd zullen worden geconfronteerd. Ondertussen laat deze aanpak ook sporen na in het domein van de persoonsvorming: de kinderen leren zich te conformeren en gehoorzaam te zijn.

Op andere dagen, in andere lessen, doe ik het anders. In het werkboek rekenen staan bijvoorbeeld blinde klokjes voorgedrukt, waarin de kinderen wijzers moeten tekenen, in overeenstemming met de daaronder aangegeven tijd. Dat is een heel gedoe, want de klokjes zijn klein, en het is moeilijk het verschil te tekenen tussen de grote en de kleine wijzer. Ook is het de meeste kinderen nooit opgevallen dat de kleine wijzer niet óp maar vóór de vijf staat wanneer het half vijf is. Dat merk je pas als je klokjes gaat tekenen. Maar hoe belangrijk is dat eigenlijk? Wat is het doel van deze les? Welke kwalificatie streven we hier na? We willen dat de kinderen kunnen klokkijken. Niet: klokjes tekenen. Dat is immers niet iets wat je straks nodig hebt in je volwassen leven.

Ik besluit deze les uit de methode over te slaan, en bedenk een andere manier om de kinderen te leren klokkijken. Op het moment dat ik die ruimte neem, gebeurt er al iets op het gebied van socialisering en persoonsvorming. De leerlingen zien: kennelijk is het sociaal aanvaardbaar om af te wijken van de voorgeschreven weg en zelf te bedenken of er een betere manier is om het doel te bereiken. Mijn leraar denkt zelf na en neemt de ruimte om aan de les een draai te geven, wanneer haar dit goed dunkt. Zij neemt daarbij in ogenschouw wat voor ons leerlingen van belang is en wat niet.

Lees verder op Didactief Online

Hester IJsseling is  groepsleerkracht en bouwcoördinator op De Kleine Reus in Amsterdam en tevens doctor in de wijsbegeerte. 

Op 27 januari voert Hester IJsseling bij het NIVOZ een onderzoeksgesprek met leraren. We gaan met elkaar op zoek naar de betekenis van de begrippen kwalificatie, socialisering en persoonsvorming in de context van concrete ervaringen in onze onderwijspraktijk. Kom je ook? Er zijn nog plaatsen beschikbaar. Meer info hier.

Literatuur
Gert Biesta, Goed onderwijs en de cultuur van het meten, Uitgeverij Boom 2012
Gert Biesta, Het prachtige risico van onderwijs, Uitgeverij Phronese 2015
Alderik Visser et al., Manifest Leraar 2032, augustus 2015
Paul Schnabel et al., Ons onderwijs 2032. Hoofdlijn advies, oktober 2015
De Nationale Denktank. Lerenderwijs. Eindrapport december 2015

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief