Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Ik denk alleen maar dat ik deze jongen vroeger op de gang gezet zou hebben en dat ik...'

22 april 2013

'Om de hoek van jouw werkkamer gebeuren mooie dingen,' mailt Rob Bekker, al bijna 27 jaar docent Nederlands op de Internationale Schakelklassen in Utrecht en dit schooljaar deelnemer aan het traject Pedagogische Tact bij het NIVOZ. 'En als ik dan op de ov-fiets, via station Driebergen naar huis terugkeer, dan is daar de volgende dag nog veel van over.  De volgende week ook. De volgende maand ook.' Bekker beschrijft vervolgens een schoolsituatie uit februari. Het sluit aan op de 'ontkoppelingsverhalen' van IJburg-docent Bas Huijbers. 'Maar doordat ik op een andere school werk, doordat ik andere leerlingen ontmoet en doordat ik een andere persoon ben, zijn het toch weer totaal andere verhalen.' Over onderwijs in verbondenheid.  

Vrijdag, met de vleugels van de dag ervoor nog aan. Met de opdracht om aan verbondenheid te werken, want dan kunnen mogelijk ontstane ontkoppelingen weer worden hersteld. Werken aan verbondenheid.

Voor mijn eigen mentorgroep hoef ik geen voornemens te maken. Daar dansen we al maanden vloeiend met elkaar. Degenen die er vrijdag het eerste en tweede lesuur niet waren, zijn mijn grootste ontkoppeling. Ze zouden me een sms hebben moeten sturen en dat ik die niet heb ontvangen heeft voorspelbaar te maken met: geen beltegoed. Hoe kleed ik het maandag zo in dat de vier afwezigen niet dat antwoord gaan geven, maar een antwoord in de richting van het gewenste gedrag ….

Op het vijfde lesuur val ik in voor een zieke collega, in de groep waar ik het zesde uur regulier, op verzoek van de leerlingen zelf grammatica behandel. Dat wordt op deze manier vandaag  een blokuur en omdat we voor maandag een toets hebben afgesproken [Ja; afgesproken. “Meester, wanneer krijgen wij weer  eens een toets?” Aan dat verlangen beantwoord ik dan een paar keer per jaar] maak ik een ruime oefenles voor ze.

De zinnen die twee meisjes mij in de mail hebben gestuurd, waren nog niet 100% grammaticaal. Ik heb ze opgewaardeerd om ze in de les te kunnen gebruiken vandaag. We werken in vijf groepen, elke groep krijgt een goede zin in een gekleurde letter. Zo raken de zinnen straks niet door elkaar. De zin die jouw groep ontvangt, bekijk je goed. Dan knip je hem in losse woorden. De losse woorden geef je aan een andere groep. Die groep legt de woorden weer tot een grammaticale zin. Wie het eerst klaar is, krijgt 5 punten. Als je zin ook nog grammaticaal is, wordt je puntenaantal verdubbeld.

Men gaat fanatiek aan het werk. Ik spreek met ze af dat je de zin in mijn laptop komt typen als je zeker bent dat ie goed is. Je mag vooraf nog checken bij de groep die jouw zin in stukken had geknipt.

Een van de jongens die een zin getypt heeft, zegt bij het teruglopen naar zijn stoel tegen de jongen die zijn zin geknipt heeft: “En als die niet goed is, ik maak je dood.”

Eerste kans voor mij om geen-ontkoppeling in de praktijk te oefenen.

In deze werkvorm moeten we soms op elkaar wachten en dan is het voorspelbaar dat een enkeling zich verveelt en dat er spanning wordt gezocht. Bijvoorbeeld door een stukje vulpotlood naar een klasgenoot te gooien. Misschien niet helemaal het gedrag dat past bij een 19-jarige, maar het gebeurt en het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.

Tweede kans voor ons om geen-ontkoppeling te oefenen.

In het eerste geval vraag ik aan de klas:
- “Horen jullie wat hij zegt?”
Wat zegt hij dan?
- “Ik kan nu niet verder met de les want een klasgenoot van jou zegt tegen en andere klasgenoot dat hij die dood zal maken.”
Dat heeft niet iedereen gehoord.
- “Okay, maar nu je het weet dat het is gezegd, mag ik dan van jullie weten of deze manier van tegen elkaar praten hier in jullie klas een afspraak is? Jullie hebben daar aan de muur mooie teksten hangen over hoe je met elkaar wil omgaan.”

Nee, het is geen afspraak dat je zo met elkaar praat.
- “Toch merk ik niet dat iemand er iets van zegt. Je hoeft niet te wachten tot ik dat doe.”
Ze leggen me uit dat het niet serieus is, dat het een grapje is. Iedereen weet hoe dit bedoeld is.  Maar ze ontkoppelen me niet.
- “Dan ben ik de enige die denkt dat er iets aan de hand is?”
Iedereen knikt.
- “Fijn dat ik dat dan nu ook snap. Er is dus niks aan de hand?”
Ik kijk ook de toegesprokene aan en diens ogen stralen net als die van de rest, ze kijken me een beetje aan of ik zelf wel serieus ben, of ik het echt niet snap.
- “We kunnen dus gewoon doorgaan met onze grammaticawedstrijd?”
Ja, dat kan.
- “Even kijken of ik het goed snap. In deze klas kunnen jullie tegen elkaar zeggen ‘ik maak je dood’ en dan weet iedereen dat dat goed bedoeld is. Weten andere klassen dat ook? Als er een leerling van beneden hier binnen komt, kan je het dan ook zeggen?”
Dan kun je het niet zeggen. Natuurlijk niet.

In het tweede geval vraag ik of ik de enige ben die ziet dat een jongen iets door de klas gooit. Andere leerlingen zien het ook.
- “Je zegt er niets van. Dus je vindt dit wel goed?”
Men vindt het niet goed.
- “Kan hij dan op deze manier hier blijven?”
Nee, hij mag niet gooien, vindt men. Maar ja, kijk, hij, …
- “Wacht je tot ik er iets van zeg, terwijl je het zelf ook niet goed vindt wat hij doet? Was ik niet van plan. Regel dit eens even met elkaar.”
En ik ga achterover zitten. Een van de meisjes draait zich om naar de jongen en zegt tegen hem dat hij tegen mij ‘sorry’ moet zeggen.
- “Hij verstoort jullie les en nu kunnen we niet verder. Dat is niet alleen mijn probleem, dus regel het samen.”

Nu zeg ik niets meer, ik denk enkel maar dat ik deze jongen vroeger op de gang gezet zou hebben en dat ik er dan in mijn eentje na de les nog extra werk aan zou hebben waar de rest van de klas geen weet van heeft en dat we dit ritueel dan de rest van het jaar voor andere individuen nog en nog en nog zouden moeten herhalen. Ik bedenk ook dat de rest hem al als uitzondering heeft gekaderd, als we dit niet samen bespreken, is hij door de rest al ontkoppeld.

Ik word uit mijn overpeinzing gehaald, doordat hetzelfde meisje nu naar de jongen toe loopt en bij hem gaat zitten. De hoofden neigen op haar teken naar het midden van hun tafels. Ze praat met hem. Het duurt even, anderen kijken met belangstelling. We kunnen niet horen wat ze met elkaar bespreken, drie, vier andere leerlingen voegen zich bij hen. Als het meisje weer naar haar eigen stoel gaat, duurt het nog een halve minuut en dan komt de jongen naar voren.

Hij draait zich naar de klas - ik zit een paar meter achter hem - en zegt iets over zijn gedrag tegen zijn klasgenoten. Die zijn tevreden over zijn verhaal.

- “Is het goed zo voor jullie? Dan is het goed voor mij. Dan kunnen we verder met de les.”

Ik zie aan de anderen en aan de jongen dat het goed is. Ze zijn weer bij elkaar. En we continueren tot aan de laatste seconde van dit blokuur. Alle inhoud die ik aan ze kwijt wilde, is behandeld en we zijn samen gebleven. Ik heb iets van hen geleerd door ze te bevragen en aan het woord te laten. Ze hebben me niet ontkoppeld in mijn onnozelheid. Zij hebben iets aan elkaar geleerd. Ze hebben hun klasgenoot weer terug in de verbondenheid gehaald. Ze zijn weer een beetje meer eigenaar geworden van wat hier gebeurt.

Rob H. Bekker

Woensdag 24 april:
Voorlichtingsavond Pedagogische Tact en Pedagogisch leiderschap


Woensdagavond 24 april is er een voorlichtingsavond over het traject Pedagogische Tact en Pedagogisch Leiderschap. Op landgoed De Horst in Driebergen - in gebouw Vossesteyn - bespreken Marcel van Herpen en Simone Mark de inhoud van het traject en alle mogelijkheden voor deelname in het nieuwe schooljaar. Aanvang 19.00 - 20.20 uur.   Meld je aan bij [email protected]

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief