Irene Janssen-Mullers
leerkracht en mentor
Mijn naam is Irene Janssen-Mullers. Oorspronkelijk kom ik uit Maastricht maar woon sinds 2004 in Soesterberg. Ik heb de Pedagogische Academie afgerond, voordat dit de Pabo werd en daar na Engels en aardrijkskunde gestudeerd aan de hogeschool in Sittard. Al snel kwam ik tijdens mijn stages in het PO in aanraking met speciaal onderwijs en dat was denk ik mijn motivatie om het onderwijs in te gaan: leerlingen die moeite hadden met een en ander: het kon zo gek niet zijn of ik vond het leuk en ging het aan.
Tijdens mijn 1e baan op een VSOlom school heb ik RT gestudeerd en verschillende aanverwante cursussen over omgang met moeilijk en lastige leerlingen.
In 2001 heb ik met 4 collega’s een nieuwe vmbo opgezet in Maastricht West en in 2004 dus naar het ‘ noorden”. Verhuisd, zoals wij alles boven de grote rivieren noemen.
Gestart op de Alfonsi Corti (Overvecht, lln met taal- en spraak stoornissen en ass problematiek), daarna 1 jaar thuis gezeten (BO) en kindertherapie gestudeerd bij BGL, een blauwe maandag vervangen op een reguliere basisschool en toen 10 jaar als leerkracht van de VO klas van Aventurijn, op Zonnehuizen, een onderwijs-zorg combinatie. Fantastische jaren gehad.
Nog 1 jaar op een reguliere vmbo TL, maar nu pas twee jaar (door corona niet eens helemaal 2 jaar, want afstands onderwijs haha) op de Vrije School Tobiasstroom in Zeist als mentor van de 7e klas.
Wat mij aantrekt in pedagogiek, is dat het HET belangrijkste onderdeel is van mijn bestaan als leerkracht. Je kan geen lesgeven zonder pedagogiek. Het is het hele handelen dat je bewust of onbewust doet om ervoor te zorgen dat een leerling groeit, met de potentie die in haar/hem zit. Daarbij moet je ook nog eens zorgvuldig kijken naar of datgene wat je voor de leerling doet wel goed is voor hem/haar. Didactiek kan iedereen leren. Het gaat om de relatie met de leerling en jouw handelen hierin: veel/weinig nabijheid, neutraal affectief, steunen, motiveren of laten “hangen” zodat de persoon zelf weer meer leert, echt zijn, kwetsbaarheid tonen, excuses maken, emoties laten zien of niet, interventies voor het en binnen het leren, heel goed luisteren naar een leerling, doorvragen zodat het voor mij als leerkracht duidelijk wordt wat de persoon echt nodig heeft of waar hij/zij op vastloopt. Het is een complex aantal vaardigheden die je leert en waar je jezelf voor open moet laten staan die je helpen om leerlingen echt te helpen. Te doorgronden en het leerproces voor hen optimaal te maken. En steeds opnieuw vergt dat van mij als leerkracht een open mind, een vertrouwensband met leerlingen, een doorvragen, een “ik weet het niet” houding, een leerhouding, alsof ik de leerling voor de 1e keer zie en meemaak. En in feite is dat ook zo: je ziet wel bij leerlingen dezelfde dingen (zoals bij ass bijvoorbeeld), maar hoe het nu is om deze specifiek leerling met ass te zijn en wat hij/zij nodig heeft van mij, dat weet ik niet. Wat leerling A met bijvoorbeeld ass nodig heeft van mij hoeft dus niet hetzelfde te zijn als wat leerling B nodig heeft. Dat is een zoektocht. En die zoektocht is voor mij onderdeel van mijn pedagogisch handelen, telkens weer.
Wat mij aantrekt in onderwijs, vind ik lastig, want ik wilde geen leraar worden. Wat mij aantrekt in het werken met leerlingen met een speciale hulpvraag, kan ik beter beantwoorden. Het is een zoektocht, een puzzel en een uitdaging om met leerlingen met een speciale hulpvraag te werken. En ook een voorrecht. Nog meer dan andere leerlingen vragen zij om echt te zijn, om te doen wat je zegt en te zeggen wat je doet, nog meer dan andere leerlingen vragen zij om echte verbinding. En het steeds opnieuw zoeken naar manieren om te zorgen dat ze allemaal de lesstof te begrijpen. Daarnaast ervaar ik dat deze leerlingen veelal worden gezien als “dom”, dat er wordt neergekeken op het Vmbo. Ik voel het als mijn roeping om op te komen voor de zwakkeren en te laten zien dat zij nodig zijn in onze samenleving. We hebben het gezien in coronatijd: de beroepen die onze economie draaiende houden waren de beroepen waarin de leerlingen van het vmbo en mbo vandaan komen! En dat er niet zoiets is als “dom”, dat dit een oordeel is van mensen die er niet zoveel vanaf weten, maar dat het een andere manier van leren is. We willen allemaal gekwalificeerd personeel om ons huis te schilderen, een aanbouw te malen, je te verzorgen als je ziek bent. Dat probeer ik deze leerlingen mee te geven. En dat is meer dan alleen woordjes van Engels leren. Dat vind ik minder belangrijk dan dat ik in mijn lesgeven leerlingen leer te vertrouwen op zichzelf, te zien welke kwaliteiten ze hebben en hoe die in te zetten, een toekomstperspectief te bieden en mooie diepe gesprekken aan te gaan met hen. Ze te leren kijken naar dat wat buiten hun eigen kringetje gebeurt en te laten ervaren dat zij er invloed op hebben. Dat dus.
Wat mij aanspreekt in het werken met jongeren is dat ik ongelooflijk veel leer over en van hen, en daardoor ook over en van mezelf. Zij dwingen mij om steeds opnieuw echt te zijn en te staan voor wat ik zeg. Geen sprookjes, maar zoals het echt is. Ze dwingen mij na te denken over waarom ik de dingen doe zoals ik ze doe. Ze leren mij dat ik hen dien te betrekken in mijn lessen, dat relatie met hen HET belangrijkste is, niet of ik een goede leerkracht ben (whatever that might mean), dat ik tijd voor hen neem en dat ik hen ZIE. Ik leer elke dag van mijn leerlingen en zij van mij. We kunnen elkaar wel schieten, maar omdat het vertrouwen er is en omdat we moeite doen om het contact te herstellen, gaat het goed en worden we met ons allen “ beter mensen” . Mijn perspectief is niet het enige, dat van hen ook niet, samen leren we dat. Jongeren zijn ongelooflijk veerkrachtig. Ik zie soms mijn oude jonge zelf in hen en weet dan weer waarom ik dit werk doe.