Een leraar uit één stuk: ‘Je bent zelf een puzzel, zie je leerlingen ook zo.’
11 juni 2017
‘Als ik thuis dezelfde naam gebruik als op mijn werk, dan kan het niet zo zijn dat er een grens tussen het persoonlijke en het professionele is,’ stelt Rob Bekker, docent op Ithaka in Utrecht/Maarssen. Hij gaat drie avonden op pad, op zoek naar de rode draad van drie evenementen (een onderwijslezing en twee concerten), benieuwd naar de verbinding die hij zelf op die plekken is. Een blog langs verwachtingen, binnen en buiten de lijntjes kleuren, contact en volle overgave. Een notitie vooraf: ‘Je bent zelf een puzzel, zie je leerlingen dus ook zo.’Subtitel: Klinken als een klok (A Bell is a Cup until it is Struck [1])
Wire - de band - is meer binnen de lijntjes gaan kleuren en dat glijdt gemakkelijk langs me af. Ik volg ze al 40 jaar en verdraag het dat ze deze donderdagavond veel minder sprankelend waren. Mijn lessen zijn ook lang niet allemaal het bijwonen als toeschouwer, of het uitzenden waard. Bij het concert was ik toeschouwer, misschien ben ik daar niet (meer) zo geschikt voor, misschien wil ik als ik ergens ben een betekenisvolle rol kunnen spelen. In de muziek die ik met de band Zimihc maak, heb ik die betekenis geschapen, en onderhoud ik die. We gaan zelden op de automatische piloot, we zijn altijd in contact met elkaar en met het publiek. Wire was in Tivoli De Helling vooral met zichzelf bezig, met zenden, met het uit de weg gaan van het leven - zoals eerstegraders vroeger hun lessen konden geven.
Ik vond het vrij ‘gewoontjes’ en dat kan iets zeggen over het beeld dat ik vooraf al over het optreden van Wire had. Ze speelden van de eerste drie albums die ik koester maar één track. Viel het tegen? Of liet ik me verrassen door het tegendeel? Mijn oordoppen testte ik bij het voorprogramma, maar liet ik uit bij de band waar ik voor kwam. De dame van het geluid bewoog met haar linkerarm meer boven het mengpaneel dan de vaste kern van de band op de vloer van het podium.
Welke interactie nam ik waar? Omkijken naar de drummer aan de randen van sommige songs. Het meest uit het licht stond de sologitarist, het jongste lid van de band en vanavond de hardst werkende muzikant. Er was geen glimlach op de gezichten, er was geen humor in het optreden en er was nauwelijks contact met de zaal. Het dada-achtige uit de begintijd in de act van Wire was nu spoorloos. Het loslaten was geheel losgelaten.
Wanneer, waardoor springt de vonk over? Niet wanneer Wire zich als luid salonorkest laat horen. Dat kunnen ze goed, maar het is voorspelbaar en dat staat haaks op mijn verwachtingen. Een collega zegt me dat ze geen verwachtingen meer heeft, dan valt het ook nooit tegen. Dat heb ik altijd beluisterd als het eindstation van een reis met vele tegenslagen, teleurstellingen, verlies en verdriet. Verklaarbaar, maar onaantrekkelijk. Ik ga niet blanco naar een concert van een band[2] die me in mijn leven al zoveel geweldige uren heeft gegeven. Ik wens dat ze denderen als een straaljager, golven als een dolfijn en verrassen als het paard op het schaakbord.
Wire is een uitdijende puzzel, zo lang ze nog nieuwe songs maken is het totaalwerk niet te benoemen. De band stopte in zijn carrière al twee keer, maar het kriebelde nog, er bleef scheppingsurgentie. Wire heeft het 'nog niet af' en daarom komen we weer kijken en luisteren. Moet de band zich iets aantrekken van de verwachtingen van het publiek? De vraag opwerpen is hem ontkennend beantwoorden. Een band is geen jukebox zoals een leraar geen antwoordautomaat is. In termen van klantvriendelijkheid worden hier geen punten gescoord. En dat klopt, want in de concertzaal en het leslokaal gelden niet de regels van het midden- en kleinbedrijf. Weg met die gruttersmentaliteit waarmee ik een band afserveer die een keertje tegenvalt, dit is deel van het spel dat muziek is. Volgend keer, of volgende keer opnieuw. Die volgende keer is al de dag erna, in dezelfde zaal, met een andere band.
Fratsen
André Manuel zingt op het album Spookt van Fratsen: “Ik weet dat ik zo goed als onverwoestbaar ben” en andere boodschappen zonder boodschap. Het is iets dat ik één op één herken wanneer ik mezelf wel eens omschrijf als rock ‘n‘ roll teacher. (Primeur, in het openbaar heb ik tot nu toe enkel de omschrijving ‘taalarbeider’ gebruikt.)
Drie avonden op pad, op zoek naar de rode draad van deze drie evenementen waarvan deze de drukstbezochte is, benieuwd naar de verbinding die ik zelf ben. (Eerder al poogde ik de schotten uit mijn hoofd te halen in een blog [3]. Als ik thuis dezelfde naam gebruik als op mijn werk, dan kan het niet zo zijn dat er een grens tussen het persoonlijke en het professionele is. Het is mooi wat Leonard Cohen zingt[4] over die ‘crack in everything, that’s how the light gets in’ maar een klok met een scheur er in, klinkt niet langer als muziek en waarom zou er licht binnen moeten in een klok?)
Het vijfde bandlid van Fratsen is nieuw en hij lijkt wel erg veel op de gitarist van Typhoon. Dat belooft spannend gitaarwerk, want Manuel zelf heeft ook snelle vingers. Hij maakt voordat de eerste noot klinkt contact, hij heeft veel te melden en dat gaat de hele avond terloops. (Hoe zou hij het er in een lokaal met leerlingen van af brengen?)
Zo beweeg ik ook het liefst door het gebouw waar ik werk en in mijn lokaal. We zijn op Ithaka – de school waar veel vluchtlingen en asielzoekers tussen 12 en 18 jaar in eerste instantie landen - ongewild entertainers. De leerlingen die ik de afgelopen tien jaar in mijn mentorgroepen ontmoette hebben veelal zelf de energie niet om zich een hele dag te kunnen opladen. Ik ben hun accu soms, hun energizer, hun humor, hun boom over de weg[5]; zowel de katalysator als de onderbreker[6].
Ik heb André Manuel in meerdere samenstellingen muziek of theater zien maken; dit is de rockvariant. Tijdens de tour bij de vorige plaat was de muziek niet al te onderscheidend, maar nu gebeurt er (net als bij zijn band Krang) in elk lied niet enkel tekstueel, maar ook muzikaal iets dat prikt (al is bij een onstuimige muzikant als Manuel het ruige livegeluid nog wel eens vlakker dan wat op de plaat sprankelt). Dit is zo’n concert waarbij ik vooraan wil staan, ook omdat je er achteraan niet ‘in’ komt. Achter in de zaal staan de fans die de avond kapen, het zijn Twenten die in Utrecht wonen, het is ‘hun’ Fratsen en ze hoeven helemaal niet te luisteren, want ze kennen alles al en daar zijn ze de hele tijd over in gesprek en gezang.
Ik waan me even terug in de collegebanken Achter de Dom in het tweede jaar dat ik mijn propedeuse poogde te halen; ik wist het allemaal al en met mij nog een paar studenten die verderop zouden afhaken. Weten is geen denken, weten is uitzenden zonder luisteren. In mijn lokaal maak ik dit uiteraard ook wel eens mee. Een deel van de deelnemers neemt voorbij de deur de afslag naar plaatsen ver van het smartboard, en vraagt een kwartier later of het lettertype wat groter kan. Men vraagt of ik een tandje extra wil werken, rock ‘n’ roll high school pupils.
Ik gun ze hun eigen feestje, hoor ze tussen de liedjes door nog steeds terwijl ik op een meter van het podium sta waar jonge jongens een allenige vrouw die hun moeder of oma kon zijn meenemen in de gezamenlijke dein. Bij het lied ‘Drinkebroer’ vraagt André om er niet doorheen te roepen en als hij opnieuw inzet, draait de vrouw zich naar me om en zegt dat hij dit lied vier maanden geleden op de begrafenis van haar man speelde. Zo heb je alles bij elkaar, de man van de rock ‘n ‘ roll is aan-raakbaar, ze filmt een minuut van het lied en moet dan weer met de jonge jongens meedeinen, het is even haar lied maar het blijft ook de hele tijd ons lied. (De volgende dag heeft Lena van Duijn haar filmpje op Facebook gezet, de jongens die je nog harder dan André hoort zingen, stonden naast me.)
In het lokaal overkomt me vaker dat er ander geluid is dat me afleidt. Wanneer we in de ochtend beginnen met een kwartier lezen, lukt dat hoorbaar in andere lokalen niet en dat verstoort míjn focus. Zelden hoor ik een leerling in mijn lokaal hierover klagen. Zij zijn beter in staat om de wereld buiten hun waarneming te houden. Komt dat verschil doordat ik in de helikopterview wel meer moet waarnemen? Of ben ik hoog gevoelig voor prikkels? Heb ik ook eens een erkende beperking, zou tijd worden.
Vooraan ondergedompeld in de muziek, dat lukte een avond eerder niet bij Wire en nu voel ik het verschil. Er zat gisteren een laag tussen, bewuste afstand die de band schiep, die de stem van zanger Colin Newman schiep. Deed de geluidsvrouw dat donderdag in opdracht of is het wat Newman wil? Het is in ieder geval niet wat Manuel wil, die is er voor de volle honderd procent. Wel af en toe met de ogen dicht, maar nergens verlegen of ingehouden in zijn presentatie. De wisselwerking tussen Dries Bijlsma en André Manuel op gitaar is van een buitelende aanstekelijkheid die bij mij het speelplezier van Duane Allman en Richard Betts in herinnering roept. De boodschap komt ook zonder dat je de teksten zou kennen wel over: leef alsof je maar één leven hebt. Maar we verstaan alle teksten wel en ze tonen een hele wereld die te verkennen valt: onderzoek alles en behoud het goede. En dan moet het weer voort naar het laatste liedje, al zijn de mensen achterin nog lang niet klaar. Er moet op deze vloer ook nog worden gedanst, verwijzend naar de dj die de zaal nog voller zal doen lopen. “Er moet geld verdiend worden,” zegt de zanger van de hoofdact nederig en buigzaam.
De volle overgave. Dat is ook een interessant ding om te onderzoeken (net als de geschiedenis van mijn boosheid, en vrij naar Philip Roth de geschiedenis van mijn afzondering). Ik las onlangs een oud blog van Ronald Heidanus over de bomen die er op zijn weg hebben gelegen, en hoe hij daar tegenaan knalde. Niet omdat hij zo nodig moet botsen, maar omdat die bomen er zo onverwacht lagen. Verwachtingen heb je niet in bosjes op voorraad, ervaring maakt verwachten meer mogelijk dan voorheen. Ik las zijn verhaal met meegevoel zoals je naar je zelf in een vorig vel kunt kijken. Het is gegaan zoals het ging, je voelt de pijn van de ontvelde schenen bij weer een struikelpartij over zo’n boom. En het had niet anders gekund. Achteraf had je het ook niet alsnog anders gewild. Mede door die struikelpartijen ben je nu op de plaats waar je nu bent en waar je graag wilt zijn nu. Je had op dat moment misschien wel degene die je nu bent nodig gehad om je een knipoog te geven, zodat je toen wist dat het toen goed was – maar ook dat is wat je nu pas weet. Dus het is zoals het is and these are the best times of all. Want nu doe je de dingen zonder voorbehoud, zonder terughouding. “Er zijn geen toeschouwers.”
Achteraf zou je om die boom heen gelopen zijn, of je was tien meter teruggegaan om een langere aanloop te nemen. Mijn Syrische leerlingen vertellen een heel ander verhaal. “Jullie kunnen iets wat wij niet kunnen. Wij hebben ander bloed. Als daar iets staat wat ons tegenhoudt, dan moeten wij daar dwars doorheen. Jullie gaan dan zo of zo, wij gaan rechtdoor. Dat moet. Dat moeten wij.” Het was aan de kerstdis waar ik dit verhaal hoorde, het verhaal schiet me maanden later weer te binnen.
Arnold Jonk
Wat was mijn verwachting toen onderwijsinspecteur Arnold Jonk naar de Onderwijsavond van NIVOZ in Driebergen (in zijn eigen woorden ‘in het hol van de leeuw’) kwam? Dat er een forse botsing zou plaatshebben. De inspecteur bleek een entertainer, een man die werkt in een bedrijf in transitie. De controleurs van voorheen spreken ons op de werkvloer nu aan op onze eigen verantwoordelijkheid, ze schetsen de ruimte die wij in het lokaal hebben om eigen routes uit te zetten. Het was even wennen voor wie een bokswedstrijd had verwacht om nu voor een dans te worden uitgenodigd. Verkeerde schoenen aangetrokken en die rare korte broek ….kan iemand mijn handschoenen weer even losmaken?
Arnold Jonk was haast nog gladder dan Wire. Waar me dat bij de band tegenviel, was dat bij de inspecteur juist de enige manier om goed contact met de zaal, met ons in de zaal, te krijgen. Rock ‘n’ roll werd het niet, hij gaf ons veel mee om nog lang over na te denken, om misschien wel te beginnen met nadenken, en om het denken om te zetten van naar doen – als je dat niet al deed. Het hele verhaal was goed voorbereid en volgde de lijn die ook op het grote scherm te volgen was. Een modellezing. Met als enige mogelijke storing dat er na afloop vanuit het publiek vragen komen die het verhaal op losse poten zetten, die het verhaal kantelen, maar dat gebeurt zelden.
Als er al een scheur in het verhaal trekt, dan is Luc Stevens de man die dat het beste kan, daar zijn de publieksvragen helemaal niet voor nodig. Een scheur in het verhaal waardoor het licht binnen kan. Soms is dat nodig. Wanneer het verhaal echt te zwaar of te nietszeggend was. Dan doet Luc het licht aan. Anders dan de bassist van Wire met zijn extra bedankje in Tivoli de Helling na het laatste stuk: “Thanks, last time here we we’re shit.”
Rob H. Bekker is leraar Nederlands aan bij Ithaka Internationale Schakelklassen, een openbare school voor leerlingen tussen 12 en 18 jaar die geen of weinig Nederlands spreken en die zich voorbereiden op een toekomst waarin het gebruik van de Nederlandse taal een belangrijke rol speelt..
[1] Titel van de vijfde plaat van Wire.
[2] Subverting genres, Colin Newman, Graham Lewis, Robert Grey and Matthew Simms continue to work on new material, regularly confounding expectations –pluk ik van hun website Pinkflag.com .
[3] “De energizer ben ik zelf: het enige gereedschap dat ik heb. Dat ik mijn eigen gereedschap ben, maakt me raakbaar.” (3 april 2016)
[4] Leonard Cohen in Anthem van het album The Future.
[5] Uit het gedicht On a Tree Fallen Across the Road van Billy Collins: The tree the tempest with a crash of wood / Throws down in front of us is not to bar / Our passage to our journey’s end for good / But just to ask us who we think we are // Insisting always on our own way so. / She likes to halt us in our runner tracks, / And make us get down in a foot of snow / Debating what to do without an ax. / ….
[6] Mijn leeftijdgenoot Gert Biesta spreekt van ‘de pedagogiek van de onderbreking’.
Reacties