Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De verantwoordelijke rol van de leerkracht

5 mei 2017

Wouter Plas is docent techniek én intern begeleider in het voortgezet onderwijs. In beide rollen merkt hij hoe belangrijk het is dat de docent de centrale spil is en dat deze de verantwoordelijkheid houdt voor de leerling. Hier legt hij in de vorm van een betoog uit waarom die rol zo belangrijk is.

In mijn ervaring is het zo dat tijdens leerlingbesprekingen, de docenten doorgaans met elkaar op een negatieve manier spreken over de leerlingen. Volgens veel docenten zijn veel vmbo basis-  en kaderleerlingen van klas drie en vier namelijk ongemotiveerd. Daarbij gaat het veelal over de schoolspullen die vergeten worden, cijfers die onvoldoende zijn en niet voldoen aan de verwachtingen van de docent tijdens de les. Het gevolg is volgens hen dat de docent zijn goed voorbereide les niet kan uitvoeren zoals gepland. Als een dergelijke situatie zich voordoet, word ik als intern begeleider ingeschakeld. Op mijn vraag wat de docent of de mentor voor actie in heeft gezet, is het antwoord vaak dat het probleem bij de leerling en zijn/haar ouders/verzorgers ligt.

Wanneer ik vraag of ouders bij het probleem betrokken zijn, geven docenten aan dat ze die nog niet hebben betrokken, omdat zij zich niet verantwoordelijk voelen het probleem met hen te delen. Het gevolg is dat ik als intern begeleider in een spagaat raak en mij min of meer geroepen voel de leerling, docent en ouders/verzorgers in beweging te krijgen om tot een oplossing te komen. Mijn standpunt is dat de docent te allen tijde verantwoordelijk blijft en dus ook de regie in handen moet nemen wat betreft het begeleidingstraject.

Ik wil hieronder graag uitleggen waarom ik het zo belangrijk vind dat de docent zich verantwoordelijk voelt voor het begeleidingstraject van leerlingen.


Relatie docent en leerling

De laatste twee decennia wordt in het contact tussen de docent en de leerling veel meer de nadruk gelegd op de interpersoonlijke dan de didactische vaardigheden van de docent. Daarbij is de relatie tussen de docent en de leerling van belang om samen te werken aan de doelen van de leerling, aldus Koomen, Verschueren en Pianta (2007). Daarnaast is het volgens Van Herpen (2013) belangrijk dat de docent zich ziet als een persoon, professional en wereldverbeteraar. Juist de docent kan de kennis en vaardigheden die de leerling nodig heeft aan hem meegeven om zich te kunnen ontwikkelen. Deze ervaring doet de leerling niet altijd zelf op, daarom is het van belang dat ouders en docenten goed samenwerken om de leerling te voorzien van steun, sturing en inspiratie (Jolles, 2016).

Rijping van hersenen vragen om begeleiding

Ten tweede hebben leerlingen volgens Jolles (2016) in de puberteit moeite om de informatie die binnenkomt te filteren. De leuke dingen zoals gamen, social media en telefoongebruik winnen het vaak van de schoolse dingen zoals huiswerk maken en leren voor een toets. Het plannen van het huiswerk of andere schoolse taken verloopt in deze fase wel iets beter, maar het overzicht van de consequenties op de langere termijn is een eigenschap die door de hersenontwikkeling verder ontwikkeld zal worden. Mijn collega onderwijsadviseur M. geeft ook aan dat het de taak is van de docent om de leerling hierin bij te staan en te voorzien van feedback. Ze sluit zich erbij aan dat pubers daarom niet te vroeg afgerekend moeten worden op zelfstandigheid of prestaties. De rijping van de hersenen is volgens haar erg belangrijk voor de ontwikkeling van de cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden.

Docenten, ouders, vrienden, de buurt en sociale achtergronden bepalen mede wie de mens wordt (Bronfenbrenner, 1979). De kennis, inzichten en mogelijkheden van de volwassenen kunnen ervoor zorgen dat de leerling zich maximaal kan ontplooien. Daarnaast erkennen jeugdigen de risico’s niet als ze bepaalde beslissingen nemen, waardoor de rationele kennis over de betekenis geen overeenstemming bereikt met de emoties, aldus Jolles (2016).

Elkaar kennen 

Het is mijn inziens belangrijk inzicht te hebben in de persoon die je voor je hebt om aan te sluiten bij zijn/haar belevingswereld. Dit houdt in dat er meer is dan alleen de prestaties van de leerling. De kennis van diens achtergronden en het cognitieve en psychosociale functioneren, de levenservaringen en de leerervaringen. Dan kan de docent de stuwing zijn voor de talentontwikkeling van de leerling met het gevolg dat de leerprestaties van de leerling toenemen (Korrel, 2009). Een belangrijke voorwaarde om deze samenwerking te creëren is dat beide partijen zich gesteund en geïnspireerd voelen door de ander (Korrel, 2009).
Tijdens de samenwerking waar de docent en de leerling van gedachten wisselen of inhoudelijke beslissingen nemen, wordt een goede balans tussen autonomie en verbinding gevraagd.
Om dit krachtig te verbinden is de dialoog een waardevol instrument. Deze manier van contact maken moet zorgen dat ieder individu in contact blijft met zijn eigen belevingswereld. Om tot een dialoog te komen is het belangrijk dat de docent en de leerling de hersens op aan hebben staan, zodat ze elkaar als ‘full member’ gaan zien (Delfos, 2014).

Afstemming ouders

Naast het contact met de leerling is de afstemming van de aanpak met ouders van groot belang (volgens het effectiviteitsonderzoek van Carr, 2006). Wanneer de aanpak van school en thuis overeenkomen is deze altijd succesvoller dan een aanpak alleen gericht op school of thuis. Leerlingen ontwikkelen zich namelijk in verschillende omgevingen, zoals het gezin, de school, klas, buurt, sport of bijbaantje. Al deze omgevingen beïnvloeden de ontwikkeling en andersom (Carr, 2006). Daarbij dankt de leerling het schoolsucces voor twintig procent aan de school. De thuissituatie en de kenmerken van de leerling bepalen de overige 80% (Marzano, 2007, 2011). Van de twintig procent van de school hebben de kenmerken van de docent voor veertien procent invloed op de leerling. De docent doet er dus toe. Binnen de school heeft de docent de meeste invloed op de leerling, ook al ziet de docent de leerling maar een paar uurtjes per week.

Doelen en feedback

Ten vijfde is het belangrijk tijdens het begeleidingsproces op school dat er ambitieuze doelen worden gesteld en er effectieve feedback wordt gegeven Marzano (2007). De doelen met betrekking tot leren, werkhouding en sociale competenties zijn daarbij belangrijk (Hattie, 2015). De doelen moeten aansluiten op het middelbaar beroepsonderwijs, de tussendoelen moeten aansluiten op het leerjaar en weergeven wat de leerling nodig heeft om deze doelen te behalen. Daarbij is het aan de docent om de hoge verwachtingen van de leerling te bewaken. De docent spreekt de leerling aan op het proces en geeft gerichte feedback aan de leerling. Tijdens gesprekken met de leerlingen uit klas drie en vier geven leerlingen aan dat de docent bij aanvang van klas drie de verantwoordelijkheid stapsgewijs meer bij de leerling moet leggen. Deze manier van begeleiden vraagt meer van de docent. Het gevolg is echter wel dat het wederzijdse karakter van afspraken wordt bevorderd en bijdraagt aan de verantwoordelijkheid van de leerling (Delfos, 2014).

Wie is verantwoordelijk?

Je zou ook kunnen zeggen dat de school als organisatie verantwoordelijk is voor het begeleidingstraject van de leerling en niet alleen de docent. De docent wordt immers pas echt in zijn kracht gezet als er een samenhangend team en een effectieve schoolorganisatie achter staat (Marzano, 2007).
Ook heeft de docent naast de interpersoonlijke vaardigheden ook een didactische verantwoordelijkheid. Daarbij dient de docent rekening te houden met de gedragskenmerken van de leerlingen, aldus Van der Wolf en Van Beukering (2009). Daarnaast heeft de docent zo’n veertien procent invloed op het functioneren van de leerling. De overige 86% zijn de gedragskenmerken en de omgeving van de leerling, aldus onderzoek van Marzano (2011). Daarbij is belangrijk dat de docent de ouders betrekt bij het leertraject van hun kind, hierbij moet wel rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van het gezin. Ouders geven veelal aan dat de situatie vaak niet optimaal is en ze oplossingen voor het functioneringsprobleem van hun pupil vaak van school verwachten. Maar juist de sfeer in huis heeft een grote invloed op het schoolsucces van de leerling. Belangrijk is daarbij te weten dat de docenten denken geen invloed te hebben op de ondersteuning van thuis, aldus Marzano, (2011). Volgens Marzano (2007) is het belangrijk dat docenten echter met ouders in gesprek kunnen gaan om gedragingen te begrenzen en huiswerkbegeleiding toe te passen.

Tenslotte zijn er Volgens Pameijer, Beukering, Wulp en Zandbergen (2012) maar een aantal docenten die over complexe vaardigheden beschikken die nodig zijn in het begeleiden van leerlingen, zoals het afstemmen van de instructie, de tijdsgebonden opdrachten, de onderwijstijd en het controleren van de opgedane kennis en het geven van gerichte formatieve feedback. Uit internationaal meta-onderzoek van Hattie (2015) is gebleken dat meer dan twintig procent van de docenten onvoldoende in het bezit is van de basisvaardigheden die een docent behoort te hebben. Het gevolg kan zijn dat de betrokkenheid van de leerling tijdens het begeleidingsproces laag is, waardoor er een situatie ontstaat waarin de leerling vraagt om begeleiding, maar door onvoldoende basisvaardigheden van de docent niet krijgt waar hij of zij recht op heeft aldus Pameijer et al. (2012) en Hattie (2015).

Conclusie

Uit internationale (onderzoeks)bronnen concludeer ik dat de docent de verantwoordelijke persoon is voor het begeleidingstraject tijdens de lessituaties. Daarbij dient volgens mij de docent de spil te zijn tussen de schoolbrede aanpak en het contact met thuis. De doelen die de docent samen met de leerling stelt en de feedback die de docent geeft, zijn erg belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling. Met name de (lichamelijke) ontwikkelingsfase waarin een puber zich bevindt, brengt veel onrust met zich mee. De zelfregulatie van de leerling in combinatie met het niet inzien van gevolgen van bepaald handelen, zorgen ervoor dat de leerling absoluut afhankelijk is van een docent die betrokken is en zichzelf ziet als een professional. De leerling heeft recht op een docent die vanuit intrinsieke motivatie de leerling als ‘full member’ gaat zien om zo de betrokkenheid van de leerling te vergroten en vanuit dit perspectief doelen te stellen. Deze doelen moeten geëvalueerd worden door formatieve feedback te geven, zodat de doelen bijgesteld of aangescherpt kunnen worden. Het doel hiervan is de leerling competent te maken voor het middelbaar beroepsonderwijs.

Wouter Plas is techniek docent en intern begeleider op het Ichtus College in Kampen.

 

Literatuurlijst

Bronfenbrenner, U., (1979) The Ecology of Human Development. Havard Unerversity Press New.

Carr, A. (2006). What Works With Children and Adolescents? A Critical review of Psychological
Interventions with Children, Adolescents and their Families
. London: Routledge.

Delfos, M. (2014). Ik heb ook wat te vertellen!: Communiceren met pubers en adolescenten. Amsterdam: SWP.

Hattie, J.A.C.(2015). Leren zichtbaar maken. Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven.

Herpen, M. V. (2013). Ik de leraar. Driebergen: NIVOZ.

Koomen, H., Verschueren, K., & Pianta, R. C. (2007). Leerling Leerkracht relatie Vragenlijst: Handleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Marzano, R.J. (2007). Wat werkt op school: research in actie. Meta –analyse van 35 jaar
onderwijsresearch direct toepasbaar in beleid en praktijk
. Middelburg: Bazalt.

Marzano, R.J. (2011). De kunst en wetenschap van het lesgeven. Een evidence-based denkkader voor goed, opbrengstgericht onderwijs. Tien vragen (en antwoorden) om uw lessen sterker te maken. Middelburg: Bazalt.

Prins, P., & Braet, C. (2008). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie: over aanleg, omgeving en verandering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Korrel, M. (2009) Het begeleiden van effectieve leerprocessen. Soest: Nelissen.

Pameijer, N. K., Beukering, J. T., Wulp, M. V., & Zandbergen, A. (2012). Handelingsgericht werken in het voortgezet onderwijs. Leuven: ACCO.

Jolles, J. (2016). Het tienerbrein: Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam:
Wolf, J. C., & Beukering, J. T. (2009). Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren: Intuïtie, theorie en reflectie. Leuven: Acco.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief