‘De vader schudt zijn kind door elkaar. Ik wil wat zeggen, maar het lukt me niet'
28 mei 2015
Een kind is meer dan alleen zichzelf. Jorus Rompa – bijna afgestudeerd student pedagogiek - wordt ermee geconfronteerd als hij twee kinderen de ruimte biedt om in een kledingzaak onder de loshangende broeken te rennen. Ze gaan helemaal los. Maar dan treedt de vader plots hard op. Te hard, vindt Jorus. Hij is geschokt en staat als aan de grond genageld. Dan komen de vragen: wat gebeurt er met mij? Waar ligt mijn verantwoordelijkheid en – nog groter - wat betekent dit voor mijn of onze pedagogische opdracht als leraar, op scholen?In het weekend heb ik een bijbaantje bij een kledingzaak. Daar zijn regelmatig (jonge) ouders te vinden met hun kinderen. Zo ook vandaag.
Pap, mam en hun twee kinderen komen binnen en de twee maken een energieke indruk. Het jongetje valt me het meest op, het is een blije gup van een jaar of vier. Hij lijkt erg onder de indruk van de omgeving, de spiegels, hangers en stapels met kleding. Hij baant zich een weg langs de rekken en ik volg hem naar het achterste gedeelte van de winkel waar alle broeken liggen en uithangen. Ik zie 'm rondrennen, hij is enorm nieuwsgierig, kijkt zijn ogen uit en zijn verwondering is in ieder opzicht te aanschouwen.
Zijn energie is erg aanstekelijk. Ik besluit hem kennis te laten maken met de los hangende broeken die in een grote rij in de winkel hangen. 'Pssstt, hé, kom eens.. heb je onze geheime grot al ontdekt?' zeg ik zachtjes, terwijl ik op mijn hurken tussen de pijpen van de hangende broeken doorkijk. Hij komt gelijk mijn kant op en kijkt me met grote ogen aan. Samen kijken we door de tunnel van broeken en er verschijnt een nog grotere glimlach op zijn gezicht. Hij roept z'n zusje en voordat de twee onder de broeken door willen gaan lopen, zeg ik ze duidelijk dat ze op moeten letten, dat ze de broeken niet te veel moeten laten zwieren. 'Anders komt alles straks naar beneden, en dat is niet zo fijn denk ik hè?'
Het is de twee kinderen gelijk duidelijk en ze beginnen aan hun energieke ontdekkingstocht tussen de broeken. Ik ga zelf bij de kleedkamer staan, werp nog een laatste blik op de twee spelende kids waarbij ik het jongetje nog een keer aankijk en naar boven wijs. Hij lijkt mijn hint gelijk te snappen, dus dat moet helemaal goed komen. Ik heb er vertrouwen in.
Na een kleine minuut ontdekt vader dat zijn kinderen onder de broeken aan het doorrennen zijn maar, hij toont zich daarmee minder blij dan zijn kinderen. Hij roept ze kort (maar hard) bij naam en snelt zich vervolgens naar de twee toe. Het meisje heeft 't al door en stopt direct met rennen, maar het jongetje rent vrolijk door. Dan grijpt vader zijn zoontje letterlijk vast, pakt 'm stevig bij zijn armen en trekt hem onder de broeken vandaan. Vader gaat recht voor z'n kind zitten, maakt zich groot en houdt zijn zoon hardhandig vast. Het zoontje reageert direct door te schreeuwen (roept nog 'au!') en vader blijft hem strak aankijken. Het kind lijkt geen contact te willen maken met vader en kijkt weg, maar vader wil zijn aandacht. Hij schudt zijn kind met twee handen heen en weer, letterlijk, en goed ook. Eigenlijk gewoon hard, nee, veel te hard.
Zo hard, dat er een zeer negatief gevoel over de vloer mijn kant op komt, mijn voeten bereikt en direct omhoog, naar mijn keel schiet. Ik wil wat zeggen, maar het lukt me niet.
Ik sta op een aantal meters afstand. Ik wilde vader net aanspreken over een broek die hij kort daarvoor noch vasthield. Nu sta ik aan de grond genageld. Wanneer ik zie dat het kind huilend heen en weer is geschud, is het de vader die het jongetje nogmaals aanspreekt. Zijn zoon moet en zal nu RUSTIG blijven; 'Begrepen…?! BEGREPEN?!'
De kleine lijkt genoeg te hebben geïncasseerd, lacht zijn vader toe en komt vrij uit diens handen. Zijn hoofd hangt nog even, maar na een paar seconden verschijnt en weer een glimlach op zijn gezicht en versnelt hij zich richting zijn zusje: alsof er niets gebeurd is. Voor vader lijkt het de normaalste zaak van de wereld te zijn. Hij gniffelt nog een keer, terwijl hij me aankijkt. Ik sta aan de grond genageld. Dan vraagt hij me - gewoon netjes en beleefd alsof er zojuist niks gebeurd is - of ik een broek in zijn maat wil pakken. Ik kijk mijn collega aan die een aantal meter verderop staat en zeg met een knik richting haar: 'Mijn collega zal u even verder helpen, ik moet achter iets pakken.’ Ik draai me om, de eerste tranen springen in mijn ogen en ik loop naar achteren.
Als ik de deur van het magazijn achter me dicht gooi, barst ik in tranen uit. De woede beklimt me en zuigt me helemaal leeg. Alles trilt, mijn mond, mijn handen, mijn borstkast, alles. Mijn neus loopt vol en de tranen vloeien over mijn wangen. Ik ga zitten en zak samen met de stoel naar de grond. Ik voel me compleet machteloos. Er schiet van alles door me heen: woede, verdriet, blijdschap, wat heb ik in godsnaam beleefd in de laatste minuten? De machteloosheid houdt aan. Machteloos om wat?
Ik kan vader niet aanspreken op zijn gedrag: het is immers zijn reactie, het zijn blijkbaar hun waarden en normen, want moeder leek er ook geen moeite mee te hebben dat haar man hun kinderen op deze manier iets duidelijk maakt. Ondertussen komt mijn collega naar achter. Ze had vanaf de eerste blik gezien dat er iets niet klopte. 'Waar ben je zo van geschrokken, Jorus?'
'Het is gewoon dat ik niks kan doen, ik voel me zo machteloos. Niet dat ik die vent niet kon aanspreken op dat moment, maar dat dat jongetje gewoon met een blije glimlach doorloopt nadat-ie helemaal door elkaar is geschud; alsof er niks aan de hand is!.’
Er valt een stilte.
'Dat kind,’ zeg ik, ’hij was superblij, hij maakte keiveel plezier, hij deed niks fout.’
'Ja Jorus, maar dat is dan misschien in jou ogen zo. Maar ja, je weet helemaal niet wat er allemaal meespeelt enzo..'.
Het wordt weer stil.
'Maar het gaat mij niet zozeer om de manier waarop vader boos werd, maar om de eenvoud waarmee het kind de woede van zijn vader incasseert en vervolgens gewoon weer doorloopt. Alsof er niks aan de hand is. Daar schrik ik het meest van'.
Ik kijk haar aan. En nu begint het echt te stromen.
‘Want hoe zit dat dan als zo'n kind vervolgens op school komt? Dat raakt mij, dat frustreert mij; die gedachte. Dan komt zo'n knul op school en die wordt dan weer bestempelt met ADHD of er gaat geconstateerd worden 'dat-ie minder actief reageert' of zo. En dat is gewoon kut, dat is oneerlijk. Vind je 't gek dat je duidelijke grenzen moet stellen bij zo'n kind als-ie eerst letterlijk door elkaar wordt geschut 'voordat-ie gaat luisteren'?! Als het jou standaard thuissituatie is dat pap en mam schreeuwen tegen elkaar om iets duidelijk te maken, of dat je gelijk wordt aangepakt omdat je iets niet goed hebt gedaan, vindt je 't dan gek dat 'er grenzen moeten worden gesteld' op het moment dat zo'n knul in een klas komt? En precies daar zit mijn woede, daar ben ik van geschrokken, dat zo'n situatie zoveel meer gaat betekenen voor zo'n kind; dat het een kind tekent.’
We kijken elkaar aan en het is weer even stil. Dan zegt mijn collega: 'Blijf maar even zitten, drink even wat water en ik laat je weten wanneer ze de deur uit zijn.’
Nu ik al schrijvende terugkijk, denk ik dat daar de kern van mijn emotie ligt. Een kind is meer dan alleen zichzelf. Er is – in dit geval - ook een onmacht van zijn omgeving, in het systeem waarin het kind opgroeit. En hoeveel ruimte kan de school vervolgens daarin bieden, in hoeverre zou een school of leerkracht daarmee bezig moeten zijn, mee bezig kunnen zijn? Is dat iets wat je kinderen mee kunt geven? Of kunt bieden? Op school? Een veilige omgeving waarin het kind niet iets krijgt afgedwongen (fysiek of mentaal), maar de ruimte krijgt om in verbondenheid met andere in contact te komen?
De kinderen van vandaag zijn de ouders van morgen, dat mogen we niet vergeten. Is het daarom ook niet prachtig dat de school juist een broedplaats is voor sociale activiteiten en voor de kennismaking met waarden en normen?
Na vijftien minuten neem ik m'n laatste slok water. Vader heeft een broek gekocht en het gezin heeft de winkel verlaten. Ik stap de winkel weer in. Alsof er niets gebeurd is, pak een stapel broeken en begin te vouwen. Er moet immers ook nog gewerkt worden vandaag.
Jorus Rompa is bijna afgestudeerd in de pedagogiek aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Hij liep stage bij het Wetenschapsknooppunt Brabant. Daar hield hij zich voornamelijk bezig met onderzoekend leren – vanwege het Techniekpact – in relatie tot verschillende pedagogische / historische onderwijs idealen. Hij is bezig om
Reacties