Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Born for love

15 oktober 2016

‘Love lifts us up where we belong, where the eagles fly, on the mountain high’. Herken je het nog, dat mierzoete nummer uit de jaren tachtig? Zonder gein, Joe Cocker had een punt. Liefde voedt, letterlijk en figuurlijk. Waarom is er dan toch weinig (structurele) aandacht voor liefde binnen het onderwijs? Onderwijs bereidt toch voor op het leven? Gijs Verbeek, onderwijskundige en ouddocent biologie, doet een aanzet. Vanuit theorie, ervaring en onderzoek dat je zelf en mét leerlingen kunt ondernemen.

hennipmanLiefde geeft het gevoel dat je kunt vliegen en de hele wereld aankan. Alles krijgt een zekere glans en schoonheid. Ons werk en de omgang met anderen verloopt soepeler; er is meer geduld en meer (oprechte) openheid. Maar we ervaren ook het tegenovergestelde, als bijvoorbeeld onze relatie ten einde is gekomen. Pijn en onzekerheid zijn dan ons deel en we ervaren moeite de zin van alles te zien. We merken dat het moeilijker wordt op ons werk. We voelen ons misschien gekwetst, vertrouwen minder en zijn geslotener. Anderen – ook jouw leerlingen – voelen dat haarfijn aan.

Liefde is dermate fundamenteel en wezenlijk in ons leven, volgens sommigen zijn we er zelfs voor geboren (Szalavitz & Perry, 2010). Waarvan hebben mensen spijt op hun doodsbed? Onder andere dat zij niet liefdevoller in het leven hebben gestaan (Ware, 2012/2015).
Erich Fromm (sociaal-filosoof en psycholoog, 1956-2010) vatte liefhebben op als een kunst en kunde; iets dat dus te ontwikkelen is. Zou hij nog geleefd hebben, zou hij het zeker gezien hebben als de essentie van wat Biesta (2012) subjectificatie noemt. Fromm geeft ons richting in de wijze waarop we hierin kunnen groeien: in de eerste plaats veronderstelt dit kennis van zaken, wat wordt gevolgd of eigenlijk samengaat met handelen; liefde is een werkwoord. Hieraan vooraf gaat echter de ervaring van een zekere urgentie die ons motiveert te handelen.
We staan stil bij alle drie aspecten.

Eigen ervaringen
Een gevoel voor urgentie of motivatie de liefde op te pakken en te integreren in ons leven en werk kan voortkomen uit het erkennen van twee extremen: een liefdevolle ervaring én de ervaring van de afwezigheid ervan. Omdat zij complementair zijn, verkennen we beide, zowel vanuit eigen ervaring als vanuit onderzoek.

Er is geen rijkere voedingsbodem dan de eigen ervaring en je eigen biografie: waar heb jij je geliefd gevoeld, of juist niet? Wat voelde je en welk effect had dat op jezelf en jouw omgeving? Waren er verschillen met hoe je je nu voelt? Wat – uit deze ervaring – zou je graag terugzien en verder ontwikkelen? Maar ook, wat zou je liever niet nogmaals ervaren?

Probeer deze verkenning zo rijk mogelijk te maken, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk perspectieven te integreren. Lukt het bijvoorbeeld naar jezelf te kijken vanuit de ander? Het kan makkelijker zijn eerst bij je privéleven te starten en daarna dezelfde vragen ook te stellen in relatie tot je werk.
Maak het jezelf hierbij comfortabel en neem er de tijd voor. Nestel lekker met een deken op de bank, tissues, thee en iets lekkers binnen handbereik en ga op onderzoek uit. Kijk of je jezelf voor het komende half uur alle aandacht kan geven die jij op dat moment nodig hebt. Het maken van aantekeningen en/of vervolgens delen van ervaringen biedt verdere mogelijkheden voor verkenning en verdieping. Kun je identificeren waarvan je meer zou willen in je leven, in de relaties die je met anderen hebt? Ook in je werk?

Onderzoek
Naast de eigen ervaring van de liefde, kan onderzoek van anderen ons ook een idee geven van de noodzaak voor liefde. Een kritische analyse van liefde binnen de hedendaagse maatschappij is volgens Fromm absoluut noodzakelijk:

'To analyze the nature of love is to discover its general absence today and to criticize the social conditions which are responsible for its absence’ (p. 123).

Iets eerder zegt hij:

‘People capable of love, under the present system, are necessarily the exceptions; love is by necessity a marginal phenomenon in present-day Western society. Not so much because many occupations would not permit of a loving attitude, but because the spirit of a production-centered, commodity-greedy society is such that only the non-conformist can defend himself succesfully against it’ (p. 122).

We zien dezelfde tendensen en ongewenste ontwikkelingen ook terug bij de analyse van Verhaeghe (2013).

In Born for love werken Szalavitz en Perry (2010) uit waarom volgens hen empathie en liefde in toenemende mate onder druk zijn komen te staan. Zij verdiepen zich daarvoor in de (neuro)biologie en chemie van de liefde en betrekken hierbij ook sociale ontwikkelingen en statistieken, als zij stellen:

(...) we ignore the emotional needs of young children at our peril. Mix child illiteracy with an individualistic culture that promotes competition instead of collaboration, add a melange of electronic media that can be isolating and violent and can reduce time spent socializing, and you create a world where empathy is threatened (p. 143-144).

Szalavitz en Perry (resp. wetenschapsjournaliste en kinderpsycholoog) maken de balans op, met een conclusie die er niet om liegt:

‘empathy – fully expressed in a community of nurturing interdependent people – promotes health, creativity, intelligence, and productivity. In contrast, apathy and lack of empathy contribute to individual and societal dysfunction, inhumane ideologies, and often brutal actions’ (p. 288).

Eenzelfde signaal geeft Turkle (2011) af . Zij concludeert dat we ‘meer van technologie verwachten en minder van elkaar.’ Ze werkt als antropoloog aan de Amerikaanse technologie universiteit MIT waar zij de relatie en verhouding tussen computers en mensen onderzoekt. Turkle beschrijft uiteenlopende ervaringen van (vooral) kinderen en jongeren die aan de ene kant menselijk contact en bijvoorbeeld een telefoongesprek als te indringend en te confronterend ervaren, maar tegelijkertijd liefde en genegenheid menen te krijgen en wensen te geven aan robots, of virtuele relaties hebben met god mag weten wie aan de andere kant van het internet. Herinnert u zich de Tamagotchi en Furby nog?

—> Lees verder in DEZE PDF van het Magazine van hetkind #2

Gijs Verbeek (onderwijskundige) heeft zowel onderwijservaring als tweedegraads biologieleraar in het voortgezet onderwijs als in het hbo en werkte ook bij een huiswerkbegeleidingsinstituut. Momenteel werkt hij als zelfstandig onderwijskundige. Dit verhaal is eerder gepubliceerd in magazine #2; Ik wens je de wereld

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief