Levenslessen aan de Maas: 'Hoe wetten een geest en een regel hebben'
12 juni 2013
Nickel van der Vorm - initiatiefnemer en grondlegger van dit platform - werd pas gevraagd hoeveel hetkind nu doet voor ‘kwetsbare kinderen’. Hij legde uit dat het uitgangspunt niet ‘zorg voor kinderen’ is, maar het perspectief van het kind zelf is: zijn eigen verhaal, zijn eigen interesses en mogelijkheden. Te abstract? Op het onderwijscafé in Rotterdam hoorde hij het verhaal van schoolleider Wim Pak. Over een school in een probleemwijk, waar het overlijden van een juf stapje voor stapje een project van enorme veerkracht in gang zette. Dat dus!Laatst was ik met iemand in gesprek, die erg enthousiast is over hetkind en veel van de artikelen met plezier en interesse leest, en die opmerkte: “Ik dacht dat je had gezegd dat jullie veel doen voor de kwetsbaren in de samenleving. Is jullie visie op onderwijs niet heel erg ‘t Gooi en Wassenaar?”
“Nee”, antwoordde ik. En ik kon dat uitleggen: wat het misschien lastig maakt om te laten zien wat we voor kwetsbare groepen doen, is dat we het onderscheid niet willen maken tussen zwak of sterk, kwetsbaar of krachtig. Ons vertrekpunt is anders, gericht op een abstractie bóven het kijken naar kinderen in termen van kwetsbaarheid en de daaruit voortvloeiende zorg. Wij zijn er voor alle kinderen. We hebben ons moreel kompas geijkt op het innemen van het perspectief van kinderen zélf en dan te doen wat nodig is. Als dat je streven is, als je werkelijk wilt uitgaan van kinderen en ze de gelegenheid wilt geven te ontwikkelen vanuit hun eigen interesses en mogelijkheden, dan neem je ieder kind serieus – zonder het vooraf te labellen.
Het werk van Luc Stevens en de oprichting van het NIVOZ - waar we samen bijna 10 jaar geleden zijn ingestapt - is altijd gedreven geweest door Lucs bekommernis om de grote uitval in ons onderwijs. Waar vindt die uitval het meeste plaats? In de kwetsbaarste hoeken van de samenleving. Maar wat we doen, klopt voor iedereen. En hoe we dat doen, tja – daar zijn tientallen vormen voor.
Onze ‘gevaarlijkste wijk’ waar amper een kind Nederlands praat
Hoe uiteenlopend de vormen kunnen zijn, waarmee goed onderwijs bedreven wordt, zag ik woensdag 5 juni bij het eerste hetkind-onderwijscafé, op het Educatief Centrum in Rotterdam. Ik raakte er erg onder de indruk van het verhaal van Wim Pak, over zijn school De Bloemhof in Rotterdam Feyenoord. Hij verwees naar zijn wijk als “een van de gevaarlijkste van Nederland” en zijn school had een instroom van kinderen voor wie bijna niemand Nederlands de eerste taal was.
Het idee van het team was: we moeten op deze school dus alles inzetten op taal en de rest komt dan wel. Maar: wat doe je dan? Hoe pak je dat aan? Zelfs met dat heldere streven, bleef de school nog behoorlijk zielloos, vertelde Pak.
En toen deed zich een grote ramp voor de school voor: een geliefde juf overleed en iedereen was er kapot van. In een gesprek over de dood, liet Pak zich ontvallen dat hij zou wensen dat iemand een boom voor hem zou planten, als herinnering. “Waarom doen we dat niet voor onze juf?”, vroeg iemand anders.
Voor ze het wisten, was de klas bezig met het thema ‘bomen’. Welke soorten zijn er allemaal? Wat is een boom eigenlijk? Hoe groeit een boom? Het werden echte lessen, maar intussen waren de kinderen ook met hun juf bezig. De juf had rood haar en al snel stond het buiten kijf dat de boom, die op het plein zou komen te staan, ook rood blad moest hebben. Tegels werden gelicht, de boom werd geplant en daaromheen kwamen stammetjes te liggen waarop je kon zitten als je verdrietig was. Maar die stammetjes werden eigenlijk nooit gebruikt. Er was iets heel anders gegroeid: het besef dat er enorm veel levendigheid ontstaat, als je tegels uit het plein trekt om er een boom te planten. Niet veel later was het hele schoolplein ontdaan van tegels. Er ontstond een enorme moestuin.
In de gezamenlijke inspanning ontstond een nieuwe verbondenheid onder de leerlingen en hun leerkrachten. Om samen iets te bouwen in een wijk waar voor de kinderen thuis zoveel kapot is. De mogelijkheid kwam op om een deel van de dagelijkse warme maaltijd op school – met trots – aan de eigen tuin te onttrekken. En er ontstond een natuurlijke logica om taal, rekenen, wereldoriëntatie én levenslessen te verkennen via de tuin. Met een vitaliteit die er niet geweest was in de tijd van dat ‘focus op taal’.
Iedere school schrijft zijn eigen verhaal
Toen Wim Pak het podium wilde afstappen, kwam er een vraag uit het publiek “of er niet meer scholen waren die het concept van de Bloemhof volgden”. Hij liep terug en zei: “Dat vergat ik nog te zeggen. Probeer dit niet te kopiëren, want dan mis je de essentie. Doe je eigen ding, iets dat past bij jou, bij jouw kinderen, bij jouw context.” Precies: als je op die manier kijkt wat er nodig is voor jouw kinderen om zich te ontwikkelen, leidt hetzelfde uitgangspunt tot totaal andere vormen.
Wat er op de Bloemhof gebeurd is, is niet bedacht. Er waren ideeën, hunches. Kleine stappen volgden elkaar op. Er was het lef om niet precies te weten waar het heen gaat, maar de omstandigheden te zien en aan te grijpen wat zich voordeed. Wim Pak noemde dat geen concept, maar een verhaal. Hij sprak: “Iedere school schrijft zijn eigen verhaal.”
hetkind op eigen benen
Als we het toch hebben over vitaliteit: dit hetkind-onderwijscafé had dat helemaal in zich. Mooie plek, een groot aantal bezoekers. En een prikkelend programma, geïnitieerd door Sarina Hoogendam, lerares voor jongeren die dreigen uit te vallen, en beleidsadviseur scholing en vorming in Rotterdam, Ype Akkerman. Naast Wim Pak sprak Hans van der Vlugt, directeur Lerarenbeleid van het Ministerie van OCW. Voor zijn definitie van een goede leraar, nam hij een passage over uit de uitgangspunten van hetkind: “Een goede leraar, is beschikbaar, ondersteunt en verstaat zijn vak. Het is een definitie die ik ben tegengekomen en ik heb geen betere.”
Van der Vlugt zat zeker niet in alles op één lijn met hetkind, maar hij betoonde zich een bewogen man met kennis van zaken en een open blik. Met een wijd uiteenlopend publiek en twee zeer verschillende sprekers, was dit onderwijscafé geen achterkamertje, geen kaasstolp van alleen maar verwante geesten, maar een open forum. En, als initiatiefnemer van hetkind, was ik er eens niet als aanjager, maar als gast. Ik was blij en trots: ik zag hoe hetkind op eigen benen wil leren staan.
Ook voor Wim Pak was de aanwezigheid van iemand van het Ministerie een leuke bijkomstigheid. Hij richtte zich met een knipoog tot Van der Vlugt, toen hij vertelde over de burgerlijke ongehoorzaamheid, die iedere innovatieve schoolleider soms aan de dag moet leggen. Om de verschillende tuintjes af te bakenen, had hij besloten de tegels van het schoolplein doormidden te slaan en rechtop in het zand te zetten. Er waren mensen die vonden dat dat gevaarlijk was. “Maar een jaar eerder racete iedereen nog over dat plein met zijn fiets en vroeg niemand zich af wat er gebeurde als er een kind in volle vaart tegen de grond kletterde.”
Hoe wetten een ‘geest’ en een ‘regel’ hebben, kwam ook naar voren in Paks verhaal over het schoolhek. Eerder was dat een getralied hek, precies volgens de richtlijn. “Maar wat altijd gevaarlijk was, was dat er wél kleuters tussen de spijlen door konden, terwijl de leerkrachten het hek niet over konden. En dat met een weg meteen achter dat hek.” Inmiddels was door dat traliewerk een haag van wilgentakken gevlochten. Misschien niet helemaal volgens de richtlijn, maar inmiddels wel veel veiliger.
De Bloemhof: een ondernemende school met een verhaal
Dit was een school naar mijn hart. Herman Wijffels heeft gesteld dat een school “een schoolvoorbeeld kan en moet zijn van een maatschappelijk verantwoorde organisatie”. Die verantwoording vond ik aan alle kanten: de Bloemhof kan zich verantwoorden naar de plek waar de school staat en de wijk draagt de school. En dat de wereld van het onderwijs per definitie traag, stroperig en niet ondernemend zou zijn, logenstrafte Wim Pak ook. Hij vertelde over zijn contact met Henk Oosterling, filosoof, onderwijsman en – hoe Rotterdams – een man van woorden én daden. Oosterling gebruikt judo als activiteit en metafoor in zijn onderwijspraktijk, en raadde Wim Pak aan dat ook te doen. Hun gesprek moet ongeveer zo verlopen zijn:
Oosterling: “Je moet gaan judoën met die kinderen!”
Pak: “Judo? Een vechtsport promoten in een wijk als Feyenoord?”
Oosterling: “Nee, joh, judo gaat niet over vechten. Judo is een sport van respect. Voor je tegenstander, voor de mat. Judo betekent ‘de zachte weg’. Het is een levenskunst.”
Pak: “Oké. Klinkt goed. Maar ik heb geen pakken en geen ruimte voor die kinderen van mij.”
Oosterling: “Regelen we.”
Een paar dagen later had Henk Oosterling 150 pakken ter beschikking. “Ik heb er 200 nodig”, zei Wim Pak. “Prima”, zei Oosterling. Twee dagen later waren 200 pakken én de benodigde matten beschikbaar.
De Bloemhof. Geen abstractie. Geen uitgedokterd concept. Wel een eigen verhaal. Een overtuigend verhaal. En een voorbeeld van wat er kan, als je uitgaat van het perspectief van je kinderen, hun wereld, hun behoeftes, hun kwaliteiten. Dat is voor mij hetkind.
Nickel van der Vorm is directeur van het NIVOZ, initiatiefnemer van hetkind
i.s.m. Geert Bors
Het laatste onderwijscafé van hetkind dit schooljaar is in Zwolle op 26 juni. Alle info vind je hier.
Reacties