Nivoz Jaarverslag 2018

9 Dit vraagt van lerarenopleiders dat zij voorleven in het legitimeren van keuzes, in het aanspreekbaar zijn op de congruentie tussen wat zij doceren, hoe zij doceren en wie zij zijn als docent en, niet in het minst, in het uitdragen van het besef dat de voldoening van goed onderwijs niet bestaat uit het uitsluiten van risico, maar juist gevonden wordt in het erkennen en uithouden van de onzeker- heid en onvoorspelbaarheid van menselijke ontwikkeling. Onderwijsonderzoek is dienstbaar aan die zoektocht. Bovenstaande punten vragen niet zozeer om (meer) onderzoek naar ‘wat werkt’, als wel om onderzoek dat leraren houvast geeft bij de vraag ‘wat ertoe doet’ in hun dagelijkse praktijk. Dat referentiepunten geeft om de keuzes die ze noodgedwongen dagelijks maken, te legitimeren. Niet op basis van de valse zeker- heid van extern geleverd ‘bewijs’, maar op basis van de innerlijke zekerheid van het professionele oordeel, waarin de eigen erva- ring en de relatie met de leerling meewegen. Dat betekent dat onderwijsonderzoek, veel meer dan nu het geval is, zou moeten vertrekken vanuit concrete praktijken. Er is behoefte aan meer beschrijving van praktijknabije onderwijsont- wikkeling die, al tastend en zoekend, zich nu al voordoet. Door alleen vanuit bestaande theorie naar onderwijspraktijk te kijken, worden deze ontwikkelingen gemist, terwijl die juist betekenisvol zijn voor leraren en leerlingen. Niet alleen ‘wat werkt’, maar ook wat we wenselijk vinden moet gelegitimeerd kunnen worden. Voor die laatste vraag ontbreken nu de kaders.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjUzMjc=