Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Vraagt islamradicalisering om radicale onderwijsvernieuwing?

26 maart 2015

Vroegtijdige signalering van radicalisering door leraren staat volop in de belangstelling. Helpen de voorgestelde strategieën en aansporingen van de minister om niet (langer) weg te kijken? Hoogleraar Rob Martens  pleit voor radicale veranderingen in het onderwijs.  Geen  losers en winners afleveren, maar 'iedere leerling kans geven op de ontwikkeling van zijn eigen unieke talenten. Armoede en sociale uitsluiting, dat zich bijvoorbeeld uit in ongezond gedrag en gebrek aan belangstelling voor onderwijs van kinderen,  zijn  onmiskenbaar verbonden met de problemen van allochtone (vaak islamitische) jongeren.' Martens is hoogleraar vakgroepvoorzitter doceren en docent professionalisering aan de Open Universiteit. '

competitieSommigen vinden dat onderwijs alleen bedoeld is voor taal, rekenen en andere cognitieve vaardigheden. Maar scholen staan midden in de samenleving en krijgen die ook dagelijks binnen de schoolmuren. Of het nu gaat om leerlingen die cyberpesten (school moet anti pestprogramma kiezen), te dik zijn (school moet voorlichting geven over voeding) of in de klauwen van loverboys lopen (school moeten goed op signalen letten); scholen kunnen de werkelijkheid niet ontkennen.

Sinds enige tijd is daar een behoorlijk zorgwekkend onderwerp bijgekomen: islamradicalisering. Omdat de lijst van aanslagen en
bedreigingen vanuit radicaal islamitische hoek snel groeit in West-Europa, en de vaak jonge daders of IS-gangers soms letterlijk uit de (mbo-)schoolbanken komen, is er nu veel aandacht voor de relatie tussen onderwijs en radicalisering. Zo worden er verschillende initiatieven opgezet, zoals bijvoorbeeld het Amsterdams Onderwijsadviespunt Radicalisering. Maar helpt dat echt?

Eerst een definitie, uit Spee & Reitsma (2010, p. 6):

“Radicalisering is het proces van toenemende bereidheid om diep ingrijpende veranderingen in de samenleving (eventueel op ondemocratische wijze) na te streven, te ondersteunen of anderen daartoe aan te zetten. Ingrijpende veranderingen zijn ontwikkelingen die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), vaak met ondemocratische methoden (middel) die afbreuk doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect).”


Dat gaat dus heel wat verder dan “gewoon” puberaal gedrag zoals zwart-wit denken, stoerdoenerij en roekeloosheid, waar het onderwijs over het algemeen wel mee om kan gaan. Over de rol van onderwijs bij het tegengaan van radicalisering zijn inmiddels heel wat ideeën en opinies te vinden. Meestal zijn die terug te brengen tot drie categorieën: ten eerste moet onderwijs voorkomen dat de sfeer op school verziekt wordt of normale gesprekken onmogelijk worden. Voorkom bijvoorbeeld dat leerlingen met een islamitische achtergrond homoseksuele of joodse leerlingen en leraren dwarszitten. Ten tweede zou onderwijs een rol moeten hebben in het overdragen van democratische waarden, een genuanceerd wereldbeeld schetsen en goed burgerschap stimuleren. Het derde en laatste punt is de signalering. Als het toch mis gaat, zouden scholen zo vroeg mogelijk signalen van radicalisering op moeten pikken en dat melden bij instanties.

Deze drie strategieën zien we ook terug in de opmerkingen van onderwijsminister Jet Bussemaker in een interview met Trouw op 22 januari jongstleden: “Het onderwijs mag nooit wegkijken. Ook niet als een leerling opeens niet meer met meisjes aan een tafeltje wil zitten. Of als een docent zijn vrouwelijke collega's geen hand meer wil geven. Je moet altijd het gesprek aangaan." (…) "Als leerlingen op jouw school aan het radicaliseren zijn, is het zaak dat je dus niet denkt: dit is heel lastig, heel pijnlijk en heel vervelend, maar ik weet niet zo goed wat ik er aan moet doen. Zoiets vraagt van een docent dat je erop af gaat en met andere partijen gaat overleggen."

Voortijdig schooluitval
Het is de vraag of deze mooie aansporingen van de minister gaan werken. Zoals namelijk meestal bij maatschappelijke problemen zijn deze nog ingewikkelder dan ze op het eerste gezicht lijken. Vaak wordt opgemerkt dat radicalisering van islamitische jongeren niet los staat van de maatschappelijke achterstand die hun ouders hebben. In Frankrijk bijvoorbeeld wordt gewezen op de beruchte banlieues waar veel geradicaliseerde jongeren hun thuisbasis hebben.

Rutger Bregman vat de Nederlandse situatie, die op het eerste gezicht minder ernstig lijkt, samen in de Correspondent: “Wie in Amsterdam de taxi pakt van Oud-Zuid naar Nieuw-West legt niet alleen zeven kilometer af, maar die komt ook terecht in een wijk waar de levensverwachting maar liefst zeven jaar lager ligt”. Armoede en sociale uitsluiting, die zich bijvoorbeeld uit in ongezond gedrag en gebrek aan belangstelling voor het onderwijs van kinderen, kortom in allerlei zaken die mensen niet goed doen in hun leven, zijn daarmee onmiskenbaar verbonden met de problemen van allochtone (vaak islamitische) jongeren.

Lees verder in het artikel uit OnderwijsInnovatie maart 2015, dat met toestemming van de auteur en redactie op deze site is geplaatst.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief