Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Verhaeghe kan ons belangrijke legitimering geven voor het werk zoals wij het in de praktijk doen'

28 augustus 2013

Zoals de Vlaamse psycholoog Paul Verhaeghe het begrip ‘identiteit’ koppelt aan grotere maatschappelijke tendensen, had Hartger Wassink het nog niet bezien: je identiteit wordt grotendeels bepaald door je omgeving. Wat betekent het dan voor wie wij zijn, dat we in een tijd van dertig jaar neoliberalisme leven? Kunnen we terug van een eenzaam elkaar kapot concurreren naar samenwerken en vertrouwen? Hartger blikt vooruit op de onderwijsavond met Verhaeghe op 12 september in Driebergen.

Ik las deze week een bemoedigend stuk in Trouw: een school was van plan te starten met iPad-onderwijs en de ouderraad had gevraagd wat de onderwijskundige onderbouwing daarvoor was. Geen categorische afkeuring van het idee dus, maar een vraag naar de onderliggende visie. Het lijkt me prima als ouders dat soort vragen stellen en daarmee de dialoog aangaan met de school.

Van mij mag dat mag verder gaan, naar gesprekken over de gebruikte rekenmethode, de geschiedenisles en over de waarde van zes weken zomervakantie. En praten over het onderwijskundig nut is natuurlijk een begin. Daarna kun je het hebben over hoe een methode kan bijdragen aan goed leren. En wat goed leren dan is; wat je wilt dat je kinderen meekrijgen op school; hoe je aankijkt tegen je maatschappij. Ouders, school en kinderen, als een gemeenschap, die zich aan zichzelf en de samenleving spiegelt.

Je omgeving construeert je identiteit
Over de relatie tussen leren, je identiteitsontwikkeling en de samenleving als geheel gaat het ook in het boek Identiteit van klinisch psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe. Identiteit is een belangrijk begrip, waar ik al jaren mee werk. Vandaar dat de titel en enkele recensies me trokken. Verhaeghe brengt de discussie over identiteit en de ontwikkeling van je ‘ik-gevoel’ naar een heel ander veld, ver voorbij de psychologie. Hij koppelt persoonlijke identiteit aan de grote maatschappelijke tendensen van onze tijd.

Verhaeghe begint met een betoog waarbij hij aantoont hoe wij, met onze opvallend lange tocht naar volwassenheid, bij uitstek organismes zijn die hun identiteit laten bepalen door hun omgeving. Beginnend bij de spiegel waarin we kijken, als we als baby in de ogen van onze moeders kijken, laat hij zien dat je ‘ik’ geen diep verstopte, onveranderlijke kern is, maar een combinatie van genetische aanleg, die vervolgens wordt ingevuld door de toevallige omgeving waar je opgroeit: je identiteit wordt geconstrueerd door de familie, je stad, je land: identiteit is “een verzameling van ideeën die de buitenwereld op ons lijf geschreven heeft” (p. 15).

Niet duidelijk genoeg? Of ben je van mening dat we weinig meer  dan “ons brein zijn”? Verhaeghe geeft het inzichtelijke voorbeeld van adoptie: een Indiase baby die in Parijs opgroeit, wordt een Parisienne. Groeit diezelfde baby op in Amsterdam of Gent, dan krijgt ze een Amsterdamse of Gentse identiteit.

De Enron-maatschappij: ellebogenwerk, fraude, achterdocht
En wat betekent het, voorbij je stad, om Duits, Frans, Nederlands, Vlaams, Europees, Westerling te zijn? Wat zijn de dominante maatschappelijke trends die daarmee dus onze identiteit bepalen? Met die vraag komt Verhaeghe terecht bij de gevolgen van dertig jaar neoliberaal gedachtegoed.

Daar wordt het boek behoorlijk duister en betoont de schrijver zich gedreven door een boze felheid, zeker wanneer hij in de kern van zijn betoog, bijna exact op de middelste pagina’s van zijn boek, de val van de Amerikaanse multinational Enron memoreert.

Enron was eind vorige eeuw gaan werken met een extreem competitief controlesysteem van belonen en straffen, waarbij de prestaties van iedere werknemer constant beoordeeld werden in vergelijking met zijn of haar collega’s. Standaard volgde een jaarlijkse ontslagronde waarbij de minst scorende twintig procent eruit vloog, maar niet voordat die medewerkers publiekelijk vernederd waren door hun naam, foto en hun specifieke falen te publiceren op de bedrijfswebsite.

Het gevolg? Zo ongeveer iedere medewerker begon te frauderen en zijn eigen cijfers en resultaten op te leuken, fouten te verbloemen. Een werkvloer beheerst door ellebogenwerk, fraude, achterdocht en paranoia – een rot van binnenuit, die opeens uitkwam toen het bedrijf met donderend geraas instortte.

Neoliberalisme zit óók in zorg en onderwijs

“Ondanks die mislukking en het bijbehorende criminele aspect vind je vandaag overal toepassingen van het Enron-model”, stelt Verhaeghe. Inderdaad, zoals de schrijver laat zien, beroepen een heel aantal bedrijven zich nog altijd op een keihard ‘survival of the fittest’-systeem van straffen en belonen. Maar Verhaeghe gaat verder: hij noemt onze héle samenleving een Enron-maatschappij. Het neoliberale gedachtegoed is inmiddels ook diep doorgedrongen in velden als de zorg, de wetenschap en het onderwijs.

In het tv-programma Brands met Boeken van 16 september 2012, vertelde Verhaeghe dat het bedrijfsleven – de oorspronkelijke bron van het Enron-model – inmiddels terugkeert op zijn schreden en inziet dat autonomie en samenwerking van werknemers veel beter werkt voor de gezondheid én de efficiency van de bedrijfsvoering. Hij zei echter te vrezen dat een terugkeer naar dergelijke waarden in de zorg en het onderwijs veel trager zou gaan, omdat de dienstensector geen direct product maakt, waarbij de resultaten makkelijk na te gaan zijn.

Hoe kijk je verder: pessimistisch of optimistisch?
De lijn van Verhaeghes argumentatie is overtuigend. En ja, je zou het pessimistisch kunnen zien: Howard Gardner is bijvoorbeeld op Harvard ‘The Good Project’ begonnen, toen hij ontdekte dat eerstejaars studenten helemaal niet meer begrepen wat er zo fout was aan die Enron-aanpak. Ze kwamen zelf met een Enron-attitude de universiteit binnen, na een middelbare schooltijd die alleen maar in het teken had gestaan van het halen van de hoogste cijfers – en als ze die niet legaal konden halen, dan maar via duistere methodes.

Ik kijk liever optimistisch: mensen die kiezen voor de zorg of het onderwijs, kiezen voor hogere doelen dan status en geld. Ja, er zijn sommige bestuurders die graag iemand met een MBA aanstellen om de school op te stuwen in de vaart der volkeren. Maar ik geloof niet dat de kern van de mensen in het onderwijs – de goede leraren in hun klas – daarvan nu zo onder de indruk zijn geweest. Die zijn gewoon blijven doen wat zij belangrijk vonden.

Verhaeghe als legitimering

Verhaeghe kan ons een belangrijke legitimering geven voor het werk zoals wij het in de praktijk doen. Hij laat ons zien hoe onze identiteit is opgebouwd, hoe er onder dat wat we bewust denken, waarnemen, doen, een hele laag van impliciete beslissingen en onderliggende waardes zijn. Hoe we moeten inzien, dat als we vinden dat het bergafwaarts gaat met onze waarden en normen, zo’n constatering een directe spiegel voor onszelf is. Wij belichamen die waarden en normen in onze identiteit. In die zin is het van belang dat een leraar zich ervan bewust is dat hij of zij in de klas veel meer doet dan de lesstof overbrengen. Er is ook zoiets als een verborgen curriculum: je brengt naast je bewuste lessen ook over wie je bent, wat je belangrijk vindt en hoe je daarover met anderen wil praten.

Als ik een kritiek op het boek moet geven, is het dat het daar meteen ook eindigt: Verhaeghe schetst het maatschappelijk tekort en stopt dan. Het gaat erom van consument weer burger te worden. Uitgaan van je eigen waarde. Het gaat erom iets te willen betekenen voor onszelf en voor anderen. Maar de hoe-vraag laat hij onbeantwoord: hoe kunnen we loskomen van die heersende identiteit, als identiteit zo moeilijk te veranderen is? Hoe vormen we de omgeving om tot iets dat gezonder is voor ons vertrouwen in onszelf?

Dialoog tussen wetenschap en praktijk

Misschien laat hij die vraag met een reden open. Verhaeghe laat namelijk zien dat de wetenschap ook niet alle antwoorden heeft. Sterker nog, een overdreven geloof in de ‘objectieve' (natuur)wetenschappen – sciëntisme – vindt hij vergelijkbaar met een godsgeloof, waarbij je de kracht en autoriteit in een hogere macht boven jezelf legt. Verhaeghe sluit liever aan bij Aristoteles en andere oude Grieken met hun humanistische opvatting dat de mogelijkheden voor het cultiveren van het goede in iedere mens zelf liggen.

Ergens in mijn aantekeningen van het boek staat ook nog een vraagteken, een los eindje, waar ik Verhaeghe op 12 september wel naar wil vragen: hij heeft het over de centraliteit van ‘de gift’, het geven, voor onze beschaving. Het geven zonder meteen iets terug te verlangen. Het aan elkaar geven ‘om niets’.

Ik denk dat de dialoog daarvoor een goede methode kan zijn. Wat je elkaar dan geeft, is ruimte, complimenten, feedback. Niet als instrumenteel smeermiddel, maar een wederzijds geven als essentie van een dialoog. Zodat je beiden verder kunt. Net als bij die ouderraad in Trouw, met hun verdiepende vragen aan de school over iPad-onderwijs. Dat is waarop ik hoop bij Verhaeghes komst.

Hartger Wassink maakt deel uit van het Onderzoeksforum van het NIVOZ. dat op haar beurt weer initiator is geweest van het platform hetkind.

De lezing van Paul Verhaeghe op donderdag 12 september is de eerste in een reeks van zeven onderwijsavonden in Driebergen in het komende schooljaar. Voor meer informatie over data, tickets en pass-partouts kun je hier terecht. Extra info over de avond met Paul Verhaeghe, vind je hier.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief